Doel: Ik leer rekenen met verschillende vormen van tijd
Nodig:
kladblok & pen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 8
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Rekenen met tijd
Doel: Ik leer rekenen met verschillende vormen van tijd
Nodig:
kladblok & pen
Slide 1 - Tekstslide
Een jaar heeft:
- 12 maanden
- 52 weken
- 365 dagen
Kwartaal: 3 maanden
Een week: 7 dagen
Een dag: 24 uur
Een uur: 60 minuten
Een half uur: 30 minuten
Een kwartier: 15 minuten
Een minuut: 60 seconden
Slide 2 - Tekstslide
Ik ben jarig op 20 mei, welk kwartaal is dat?
A
1e kwartaal
B
2e kwartaal
C
3e kwartaal
D
4e kwartaal
Slide 3 - Quizvraag
Mijn broer is jarig op 25 augustus, welk kwartaal is dat?
A
1e kwartaal
B
2e kwartaal
C
3e kwartaal
D
4e kwartaal
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel seconden zitten er in 2 minuten?
A
12
B
200
C
120
D
240
Slide 5 - Quizvraag
2 minuten x 60 seconden = 120 seconden
Slide 6 - Tekstslide
Mijn nichtje is 104 weken oud, hoeveel jaar is zij?
Slide 7 - Open vraag
Datum schrijven
Vandaag is het 2 februari 2021: 2-2-2021
14 juni 2018: 14-6-2018
25 december 2020: 25-12-2020
Slide 8 - Tekstslide
Welke datum is juist? 17 mei 2021
A
17-4-2021
B
17-5-2021
C
5-17-2021
D
18-5-2021
Slide 9 - Quizvraag
Digitale tijd
- 24 uur
- Eerst het uur, dan de tijd
- In minuten precies
Slide 10 - Tekstslide
A
09:21
B
10:20
C
21:21
D
22:19
Slide 11 - Quizvraag
De stopwatch
02: Minuten
06: seconden
4: 1/10 seconde (tienden)
7: 1/100 seconde (honderdsten)
Slide 12 - Tekstslide
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de twee stopwatches?
A
2 minuten
B
2 seconden
C
2 tienden
D
2 honderdsten
Slide 13 - Quizvraag
Vorige week gaf mijn stopwatch 24:12,89 aan na een rondje hardlopen. Vandaag heb ik hetzelfde rondje gerend, maar was ik 4 seconden en 6 tienden sneller. Welke tijd stond er nu op de stopwatch?
Slide 14 - Open vraag
Tijd en afstand
- Kilometer per uur
- Meter per seconde
Als fietser, rij je ongeveer 20 kilometer per uur
Een voetganger loopt ongeveer 5 kilometer per uur.
Slide 15 - Tekstslide
Tijd en afstand
Het is 5 kilometer van mijn huis naar school. Ik fiets 20 kilometer per uur.
5 kilometer is 1/4 deel van 20 kilometer.
1/4 deel van 60 minuten is 15 minuten.
Ik doe er 15 minuten over om op de fiets op school te komen.
Slide 16 - Tekstslide
Tijd en afstand
Ik maak een lange wandeling van 2 uur lang. Ik loop 5 kilometer per uur.
2 uur x 5 kilometer per uur = 10 kilometer
Slide 17 - Tekstslide
Mijn vriendin woont 10 kilometer bij mij vandaan. Ik wandel met 5 kilometer per uur naar haar toe. Hoe lang doe ik er over?
A
45 minuten
B
120 minuten
C
36 minuten
D
48 minuten
Slide 18 - Quizvraag
60minuten : 5kilometer
60 minuten is een uur
120 minuten : 10 kilometer
120 minuten is 2 uren
Slide 19 - Tekstslide
Ik fiets naar mijn moeder, dit is 1 uur en 30 minuten fietsen. Ik fiets 20 kilometer per uur. Hoe ver is het fietsen?