H3.2_Waarvoor zou je sparen?

H3: De bank en jouw geld

Als je binnenkomt:
  • Ga je zitten
  • Je bent stil
  • Je pakt je boek(en) en pen
  • Tas op de grond
  • Je bent klaar voor de les:)

timer
2:00
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3: De bank en jouw geld

Als je binnenkomt:
  • Ga je zitten
  • Je bent stil
  • Je pakt je boek(en) en pen
  • Tas op de grond
  • Je bent klaar voor de les:)

timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

H3.2: Waarvoor zou je sparen?

Programma:
  • Huiswerk bespreken
  • Doorlezen paragraaf 3.2
  • Lesdoelen par. 3.2
  • Uitleg en instructie
  • Huiswerk volgende les
  • Volgende les: Herhaling/reflectie en bespreken huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
3BK1 en 3BK3:
Plusopdrachten: 1 t/m 4 (blz 90) Rekenopdrachten: 1 t/m 3 (blz 92)

3BK2:
Opdrachten 2 tot en met 14

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

Na deze les weet je ....
  • welke spaarmotieven je hebt
  • welke spaarrekeningen er zijn
  • hoe je de rente over spaargeld berekent
  • of inflatie invloed heeft op je spaargeld.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg en instructie...

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent het begrip sparen?






Het niet uitgeven van een deel van je inkomen.

Slide 6 - Tekstslide

Spaarmotieven
Spaarmotieven zijn redenen om te sparen:

  1. Voor een doel: bijvoorbeeld over twee jaar een scooter
  2. Uit voorzorg: bijvoorbeeld voor een wasmachine / scooter / mobiel die kapot kan gaan
  3. Voor de rente: rente levert extra inkomen op.

Slide 7 - Tekstslide

Spaarrekening of spaardeposito?
Bij een spaarrekening is de rente variabel en het geld vrij opneembaar.

Bij een spaardeposito is de rente vast en je mag je spaargeld tijdens de afgesproken tijd er niet afhalen. Meestal krijg je wel een hogere rente.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is rente?
Dat is een vergoeding van de bank over je spaargeld, omdat de bank jouw geld mag gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Rentebedrag per maand
rentepercentage : 100 x spaarbedrag : 12

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht rentebedrag per maand berekenen


Je zet €1650,- op een spaarrekening tegen 1,6% rente. Hoeveel rente ontvang je na 7 maanden?

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht rente per maand berekenen

1,6 : 100 x €1650,- = €26,40 : 12 = €2,20 per maand

€2,20 x 7 = €15,40 voor 7 maanden

Slide 12 - Tekstslide

Inflatie en deflatie
Bij inflatie wordt je spaargeld minder waard.
->Inflatie wil zeggen dat de prijzen stijgen en je geld "minder" waard wordt dus ook je spaargeld!! 
->Als inflatie > rente (bijv. 3,5% en 2,5%) dan neemt de koopkracht van je spaargeld af!

Bij deflatie wordt je spaargeld juist meer waard!

Slide 13 - Tekstslide

Zijn er vragen

Slide 14 - Tekstslide

Maken opdrachten 
Je hebt 15 minuten de tijd voor het maken van 
opgave 1 t/m 7 van paragraaf 1.1 

Klaar? 
Maak van de plusopdrachten  1+2+3

timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Bespreken opgave 1 t/m 7

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
H3.2: 
 Maken opdrachten 2 tot en met 11

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
H3.2:  Opdrachten 2 tot en met 11

Slide 18 - Tekstslide

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • welke spaarmotieven je hebt
  • welke spaarrekeningen er zijn
  • hoe je de rente over spaargeld berekent
  • of inflatie invloed heeft op je spaargeld.

Slide 19 - Tekstslide

Je kunt verschillende redenen hebben om te sparen. Redenen om te sparen noem je ...
A
Spaarredenen
B
Spaarmotivatie
C
Spaarmotieven
D
Reserveer redenen

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent enkelvoudige rente?
A
Rente die wordt berekend over de schuld
B
Rente die wordt berekend over het oorspronkelijke bedrag
C
Rente die wordt berekend over de winst
D
Rente die wordt berekend over het totaalbedrag

Slide 21 - Quizvraag

Hoe bereken je de enkelvoudige rente?
A
Rentepercentage/ 100 x spaarbedrag x jaren
B
Spaarbedrag / 100 x jaren x rentepercentage
C
Nieuw - oud / oud x 100

Slide 22 - Quizvraag

Je inkomen is € 550. Daarvan spaar je 20%. Hoeveel spaar je?
A
€ 105
B
€ 110
C
€ 115
D
€ 120

Slide 23 - Quizvraag

Welk spaarmotief is van toepassing:
Sparen voor een nieuwe auto
A
doel
B
voorzorg
C
rente

Slide 24 - Quizvraag


Wat is het spaarbedrag na 1 jaar met enkelvoudige rente?
Spaarrekening: €2.500
Rente: 4%
A
€60,00
B
€80,00
C
€100,00
D
€120,00

Slide 25 - Quizvraag

Enkelvoudige rente heet ook wel rente op rente
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Bij een enkelvoudige rente wordt de rente op je spaarrekening gestort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Je kunt verschillende redenen hebben om te sparen. Redenen om te sparen noem je ...
A
Spaarredenen
B
Spaarmotivatie
C
Spaarmotieven
D
Reserveer redenen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is rente bij sparen?
A
Rente is jouw spaargeld
B
Rente is een vergoeding voor je spaargeld.
C
Rente is hetzelfde als sparen.
D
Rente is wat je moet betalen aan de bank.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is sparen?
A
Niet uitgeven maar bewaren voor later
B
Koop op afbetaling
C
Ruilen bij de bank
D
Lenen bij een winkel

Slide 30 - Quizvraag

€12000,- op spaarrekening.
1,3% enkelvoudige rente.
Hoeveel rente na 10 jaar?
A
1654,50
B
156
C
1560
D
13560

Slide 31 - Quizvraag

Als ik spaar voor het geval dat mijn televisie kapot gaat, spaar ik ...
A
voor een doel
B
voor de rente
C
uit voorzorg

Slide 32 - Quizvraag

Wordt rente maandelijks of jaarlijks berekend?
A
Maandelijks
B
Jaarlijks

Slide 33 - Quizvraag

€580,- op spaarrekening met rente van 1,8%
Hoeveel rente krijg je na 1 jaar?
A
€10,44
B
€10,00
C
€0,87

Slide 34 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
Plusopdrachten: 5 t/m 8 (blz 90) Rekenopdrachten: 4 t/m 6 (blz 92)

Slide 35 - Tekstslide