In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vandaag: Wat zijn erfelijke eigenschappen?
Leerdoelen
Uitleg + vragen
Opdrachten maken
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Na deze les, kun je:
Uitleggen welke eigenschappen erfelijk zijn en welke niet
Uitleggen wat DNA, chromosomen, chromosomenparen, genen en allelen zijn
Het verschil tussen genotype en fenotype uitleggen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat zijn erfelijke eigenschappen?
-Erfelijke eigenschappen zijn eigenschappen die zijn vastgelegd op het DNA.
-Sommige eigenschappen komen niet door je DNA, je hebt ze bijvoorbeeld zelf bepaald of je omgeving, dat zijn niet-erfelijke eigenschappen.
Slide 4 - Tekstslide
Vorm van de wenkbrauwen
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Combinatie van erfelijk en niet erfelijk
Slide 5 - Quizvraag
Haarkleur
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Combinatie van erfelijk en niet erfelijk
Slide 6 - Quizvraag
Strikje in het haar
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Combinatie van erfelijk en niet erfelijk
Slide 7 - Quizvraag
Vorm van de ogen
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Combinatie van erfelijk en niet erfelijk
Slide 8 - Quizvraag
Kleur van de ogen
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Combinatie van erfelijk en niet erfelijk
Slide 9 - Quizvraag
Kleur van de lippen
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Combinatie van erfelijk en niet erfelijk
Slide 10 - Quizvraag
Wat is DNA?
DNA is de bouwbeschrijving voor jouw lichaam. -De informatie op het DNA is verdeeld in stukjes die de informatie bevatten voor één eigenschap: de genen. Bijv voor haarkleur, oogkleur, etc.
-Voor elk van die genen kun je verschillende varianten hebben, dit noem je allelen. Blond en bruin zijn bijvoorbeeld allelen van het gen voor haarkleur.
Slide 11 - Tekstslide
Een allel is een variant van een.......
A
fenotype
B
DNA
C
gen
D
chromosoom
Slide 12 - Quizvraag
Bruin haar
A
Gen
B
Allel
Slide 13 - Quizvraag
Haarkleur
A
Gen
B
Allel
Slide 14 - Quizvraag
Oogkleur
A
Gen
B
Allel
Slide 15 - Quizvraag
Bruine ogen
A
Gen
B
Allel
Slide 16 - Quizvraag
Hoe ziet DNA eruit en waar zit het?
Chromosomen: draden van DNA in de kern van elke cel.
Je hebt 23 chromosomenparen, 23 van je vader en 23 van je moeder. Er zitten dus 46 chromosomen in elke cel.
Slide 17 - Tekstslide
Hoe ziet DNA eruit?
Alle chromosomen netjes gerangschikt per paar.
Slide 18 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
Cel-celkern-chromosomenpaar- chromosoom-gen
B
Gen-chromosoom-chromosomenpaar-celkern-cel
C
Cel-celkern-gen-chromosomenpaar-chromosoom
D
Gen-celkern-cel-chromosoom-chromosomenpaar
Slide 19 - Quizvraag
Genotype en fenotype
De informatie op jouw genen noem je je genotype.
Wat je ziet van een bepaalde eigenschap noem je je fenotype.
Bijv. blauwe ogen, bruine ogen, wel bepaalde ziekte of niet, etc.
Je fenotype wordt deels bepaald door je genotype en deels door je omgeving.
Slide 20 - Tekstslide
Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu
Slide 21 - Quizvraag
Paars haar hebben is...
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 22 - Quizvraag
Een allel voor bruin haar hebben is...
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 23 - Quizvraag
Opdrachten maken
Wat: Maak van hoofdstuk 11 Erfelijkheid opdracht 2 en 3
Hoe: Tweetallen
Hoe lang: De rest van de les
Hulp: Tekstboek Hoofdstuk 11 Erfelijkheid (ELO) en vragen stellen