Titel kaart? Wat hebben deze landen met elkaar gemeen?
Slide 3 - Tekstslide
Frankrijk
Congo-Kinshasa
Canada
Madagaskar
Ivoorkust
Kameroen
Burkina Faso
Niger
Senegal
Mali
Belgie
Tsjaad
Guinee
Rwanda
Haiti
Burundi
Benin
Zwitserland
Togo
Centraal-Afrikaanse Republiek
Congo-Brazzaville
Gabon
Comoren
Uquatoriaal-Guinea
Djibouti
Luxemburg
Vanuatu
Jersey
Seychellen
Guernsey
Monaco
= lijst van landen waar Frans een officiële taal is
Slide 4 - Tekstslide
Begrippenkennis
Zet op je antwoordblad de nummers 1 t/m 9 onder elkaar.
Begrippen komen uit hoofdstuk 1.1 t/m 1.3
Slide 5 - Tekstslide
1. Begrip?
De waarde van alle goederen en diensten die door binnen- en buitenlandse ondernemingen en personen in een land in een jaar worden geproduceerd gedeeld door het aantal inwoners.
Slide 6 - Tekstslide
2. Begrip?
Redenen om in een gebied te vestigen
Slide 7 - Tekstslide
3. Begrip?
De verspreiding van een ruimtelijk verschijnsel - bijvoorbeeld een cultuurelement - vanuit een kerngebied.
Slide 8 - Tekstslide
4. Begrip?
De hoeveelheid goederen of diensten die je in een land voor een dollar kunt kopen.
Slide 9 - Tekstslide
5. Begrip?
Het niet kunnen lezen en schrijven.
Slide 10 - Tekstslide
6. Begrip?
De manier waarop de bevolking over een gebied is verdeeld
Slide 11 - Tekstslide
7. Begrip?
Maatstaf samengesteld uit de koopkracht, alfabetiseringsgraad en de levensverwachting en gebruikt om de maatschappelijke ontwikkeling vast te stellen.
Slide 12 - Tekstslide
9. Begrip?
Gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer.
Slide 13 - Tekstslide
Bespreken begrippen
Slide 14 - Tekstslide
1. Begrip?
De waarde van alle goederen en diensten die door binnen- en buitenlandse ondernemingen en personen in een land in een jaar worden geproduceerd gedeeld door het aantal inwoners.
BBP
Slide 15 - Tekstslide
2. Begrip?
Redenen om in een gebied te vestigen
pullfactor
Slide 16 - Tekstslide
3. Begrip?
De verspreiding van een ruimtelijk verschijnsel - bijvoorbeeld een cultuurelement - vanuit een kerngebied.
Diffusie
Slide 17 - Tekstslide
4. Begrip?
De hoeveelheid goederen of diensten die je in een land voor een dollar kunt kopen.
Koopkracht
Slide 18 - Tekstslide
5. Begrip?
Het niet kunnen lezen en schrijven.
Analfabetisme
Slide 19 - Tekstslide
6. Begrip?
De manier waarop de bevolking over een gebied is verdeeld
Bevolkingsspreiding
Slide 20 - Tekstslide
7. Begrip?
Maatstaf samengesteld uit de koopkracht, alfabetiseringsgraad en de levensverwachting en gebruikt om de maatschappelijke ontwikkeling vast te stellen.
VN-ontwikkelingsindex
Slide 21 - Tekstslide
8. Begrip?
Grote en ongewenste verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen de verschillende groepen van de bevolking.
Sociale ongelijkheid
Slide 22 - Tekstslide
9. Begrip?
Gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer.
Bevolkingsdichtheid
Slide 23 - Tekstslide
Nu toepassen:startopdracht
Slide 24 - Tekstslide
Startopdracht
Wat? Maken stencil startopdracht
Klaar? Samenvatten 1.5
timer
5:00
Slide 25 - Tekstslide
Bespreken startopdracht
Slide 26 - Tekstslide
Herhalingsvragen
Leg het verschil uit tussen de formele- en informele sector.
Leg het verschil tussen bevolkingsspreiding- en dichtheid uit.
Wat kan je met het push- en pullmodel beschrijven en verklaren?
Uit welke drie groepen bestaat cultuurelementen? Geef voorbeelden.
Leg met het begrip diffusie uit hoe de cultuurkaart van de wereld verandert.
Wat is het verschil tussen welzijn en welvaart?
Noem een probleem van het meten van welvaart? Wat is het nadeel?
Leg het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid uit.
Geef drie verklaringen voor de mondiale ongelijke spreiding van de bevolking.
Het wereldsysteem kun je opdelen in drie groepen landen, welke?
De welvaart in de wereld is ongelijk verdeeld. Verklaar met behulp van interne- en externe oorzaken de ongelijke verdeling van de welvaart in de wereld.
Welk verband bestaat er tussen verdeling van de beroepsbevolking (internationale arbeidsverdeling) en verdeling van koopkracht van landen?
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Oorzaken ongelijkheid
Extern:
ongelijke relatie tussen rijke en arme landen (centrum-periferie verhouding)
Intern:
• natuurlijke oorzaken
• menselijke oorzaken
-> Voorbeelden?
Slide 34 - Tekstslide
Oorzaken ongelijkheid
Extern:
ongelijke relatie tussen rijke en arme landen (centrum-periferie verhouding)
Intern:
• natuurlijke oorzaken
• menselijke oorzaken
-> Voorbeelden?
Natuurlijk: geen verbinding met zee, droogte, onvruchtbaar
Menselijk: slecht bestuur, oorlog, corruptie
Slide 35 - Tekstslide
Vicieuze cirkel van armoede
Hoe is dit toe te lichten?
Slide 36 - Tekstslide
Externe oorzaken
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Ghana
1. Hoe passen de stromen 1 en 2 binnen het centrum-periferiemodel?
2. Hoe noem je gebied 3?
1
2
3
Slide 39 - Tekstslide
Internationale arbeidsverdeling
Specialisatie van de werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld.
Welke samenhang zal er zijn tussen de welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking?
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Internationale arbeidsverdeling
Vroeger: Noord-Zuid verdeling
Nu:
Noord: zakelijke en financiële diensten
Zuid: opkomende landen, middengroep en achterblijvers
Slide 42 - Tekstslide
centrum-periferie model
Slide 43 - Tekstslide
In welke 3 hoofdgroepen kun je de wereld indelen?
Slide 44 - Tekstslide
Oefenen: wereldsysteem, internationale arbeidsverdeling