In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we vandaag doen?
Huiswerkcontrole: stand van zaken
Uitleg paragraaf 2
Bespreken opdrachten?
Opdrachten paragraaf 5.2 maken
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling lesdoelen 5.1
- Hoe komt een arbeidsovereenkomst tot stand?
- Welke dienstverbanden zijn er mogelijk?
- Wat doet de wet om jou als werknemer te beschermen?
Slide 2 - Tekstslide
§5.2 Waar kun je werken?
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen 5.2
- Welke ondernemingsvormen zijn er?
- Hoe is een bedrijf georganiseerd?
- In welke sectoren kun je werken?
Slide 4 - Tekstslide
Arbeidsmotieven
= Redenen om te gaan werken
Inkomen / loon
Nuttig en zinvol bezig zijn
Contacten met anderen
Regelmaat
Ontwikkelen van jezelf
Slide 5 - Tekstslide
Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
Zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
Vennootschap onder firma (vof)
Besloten vennootschap (bv)
Naamloze vennootschap (nv)
Stichting en vereniging
Een zelfstandig ondernemer moet zich inschrijven bij: de Kamer van Koophandel (KvK)
Slide 6 - Tekstslide
Mijn vader werkt bij een...
Eenmans zaak
VOF
BV
NV
Vereniging
Stichting
is ZZP-er
werkt niet
anders
geen idee
Slide 7 - Poll
Mijn moeder werkt bij een...
Eenmans zaak
VOF
BV
NV
Vereniging
Stichting
is ZZP-er
werkt niet
anders
geen idee
Slide 8 - Poll
Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft.
De eigenaar kan wel personeel in dienst hebben.
Bij schulden moet je privégeld inzetten.
Slide 9 - Tekstslide
Zzp-er
Iemand die werkt zelfstandig (zonder personeel), heeft dus een eigen onderneming.
Net als eenmanszaak betaalt eigenaar inkomstenbelasting over de winst.
Slide 10 - Tekstslide
V.o.f.
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten) die samen de leiding hebben.
Voordelen: taken verdelen, meer inbreng geld, continuïteit
Slide 11 - Tekstslide
Kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor de eigenaren van een eenmanszaak en v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting.
Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen moet betalen.
Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.
Slide 12 - Tekstslide
BV en NV
Een BV (= besloten vennootschap) en een NV (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders. Als een BV of NV failliet gaat, zijn de eigenaren het geld van hun aandeel kwijt. Met hun privégeld lopen ze geen risico.
Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.
Slide 13 - Tekstslide
Verschillen BV en NV
NV: Iedereen kan aandelen kopen: op de beurs. Als het goed gaat met het bedrijf, kunnen aandelen meer waard worden.
BV: Niet iedereen kan er zomaar aandelen van kopen. Soms heeft een bv maar één aandeelhouder. Die is dan meestal tegelijk directeur van zijn eigen bv.
Slide 14 - Tekstslide
Organigram
Een schema dat laat zien hoe een onderneming is georganiseerd.
Bovenaan: leidinggevenden Daar onder: uitvoerend Ernaast: ondersteunend
Slide 15 - Tekstslide
Arbeidsverdeling
Ieder zijn eigen taak: werk verdelen over verschillende personen.
Als je doet waar je goed in bent is er sprake van specialisatie.
Hierdoor verloopt het werk snel en goed.
Slide 16 - Tekstslide
In onze samenleving vinden arbeid en productie plaats in de volgende 4 productiesectoren:
Primaire
Landbouw, mijnbouw en visserij.
Secundaire
Industrie & bouw
Tertiaire
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca)
Winst als doelstelling
Quartaire
Niet-commerciële instellingen (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)
Hoeft geen winst te maken
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerkopdrachten bespreken
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister
Slide 20 - Quizvraag
Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV
Slide 21 - Quizvraag
Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Vereniging
D
VOF
Slide 22 - Quizvraag
Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
Stichting
D
VOF
Slide 23 - Quizvraag
Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon (zelf rechten en plichten)?
A
BV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak
Slide 24 - Quizvraag
Arbeidsmotieven zijn redenen om te werken. Noem er een naast inkomen.
Slide 25 - Open vraag
Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.V.
Slide 26 - Quizvraag
Noem de vier productiesectoren. Geef ook een beroep aan per sector
Slide 27 - Open vraag
Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor kooplieden
B
Kamer van Handel
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel
Slide 28 - Quizvraag
In welke sector werkt deze man? De primaire, secundaire, tertiaire of quartaire?
Slide 29 - Open vraag
Als je bij een appelboer de appels gaat plukken, dan werk je in:
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
je vrije tijd
Slide 30 - Quizvraag
Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar
Slide 31 - Quizvraag
Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank
Slide 32 - Quizvraag
Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
A
juist
B
onjuist
Slide 33 - Quizvraag
Timmerman is een beroep in de primaire sector.
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 35 - Quizvraag
Maken hoofdstuk 5 paragraaf 2 opdracht 11 t/m 24 inleveren door middel van foto of bestand