Rekenen 5 havo TW_3 januari 2025

Rekenen divers molrekenen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Rekenen divers molrekenen

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel gram komt overeen met 0,442 mol CO2? (M=44,01 g/mol)
A
19,49 g
B
0,01 g
C
99,57 g
D
19,5

Slide 2 - Quizvraag

Bereken hoeveel mol zuurstof er nodig is om 2,4 mol koolstof te laten verbranden? ... mol
2C+O2>2CO

Slide 3 - Open vraag


Je verbrand Cyclohexaan C₆H₁₂.
Je hebt 30 gram Cyclohexaan. Hoeveel g CO₂ ontstaat er?
RV: C6H12 + O2 --> CO2 + H2O

Slide 4 - Open vraag

Antwoord
molverhouding 1 : 6
30 / 84 = 0,357 mol C6H12
0,357 x 6 = 2,14 mol CO2
2,14 mol x 44,00 = 94 g CO2

Slide 5 - Tekstslide

Bij een reactie ontstaat 25,0 dm3 chloor. Chloor heeft een dichtheid van 2,84 kg/m3. Wat is de massa van chloor in gram?
A
0,114
B
8,80
C
71,0
D
0,00710

Slide 6 - Quizvraag

Je hebt een oplossing nodig met [K+]=1,0 M. Bereken hoeveel gram kaliumsulfaat je hiervoor moet oplossen in 250 mL.

Slide 7 - Open vraag

Antwoord
1,0 mol/L * 0,250 L = 0,250 mol K+
1 K2SO4 : 2 K+, dus 0,250 mol / 2 = 0,125 mol K2SO4
0,125 mol * 174,26 g/mol = 21,78 g = 22 g K2SO4 oplossen (2 sig. cijfers)

Slide 8 - Tekstslide


Bereken het massapercentage zuurstof in lactose (C12H22O11)

A
51,42
B
4,67
C
42,3
D
24,44

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de evenwichtsvoorwaarde van de volgende reactie:
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Geef de evenwichtsvoorwaarde

2Fe3+(aq)+2I(aq)2Fe2+(aq)+I2(aq)

Slide 11 - Open vraag

Bereken hoeveel mol zuurstof er nodig is om 24 mol koolstof te laten verbranden? ... mol
2C+O2>2CO

Slide 12 - Open vraag

Bereken het massapercentage van O in
C9H8O4

Slide 13 - Open vraag

Geef de evenwichtsvoorwaarde:

Fe3+(aq) + SCN- (aq) ⇄ FeSCN2+ (aq)

Slide 14 - Open vraag

Wat is het massapercentage zuurstof in azijnzuur

Slide 15 - Open vraag

Einde snelle check
Denk erom dit is slechts de basis. 
Je moet dit kunnen toepassen in grotere vraagstukken

Slide 16 - Tekstslide