Cognitieve ontwikkeling

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

Doelgroepen Gerda

Cognitieve ontwikkeling

Doelen

- Ik kan na deze les  verschillende visies op de cognitieve ontwikkeling beschrijven, waaronder de visie van Piaget en de visie van Lev Vygotsky.

-Ik kan na deze les verschillende kenmerken van de cognitieve ontwikkeling en mogelijke leerproblemen benoemen.

Voorschoolse periode= 2-6 jaar

Pre-operationele denken:

Fase van peuters en kleuters= een tussenfase tussen het magische en logisch denken. Kenmerken van concreet logisch redeneren, maar afleiding door toevalligheden, emoties en fantasie. (voorbeeld noemen)

Wat is typisch voor pre-operationeel denken?

Echte verklaring van zaken is nog niet te bevatten.

Pre-operationeel denken volgens Piaget: Karakteristieken peuters: 

- Magie: geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid

- Animisme.

- Denken  over voorwerp of situatie kan plotseling veranderen

- Denken is egocentrisch gekleurd

- Artificialisme

- Transductief denken 

Karakteristieken kleuters: 

- Denken is irreversibel: moeite in redenering in omgekeerde volgorde te volgen

- Geen conversatiebegrip

- Denken is eendimensionaal  

Kanttekeningen theorie Piaget in combinatie met theorie Vygotski 

- Benadering in denkschema’s op wat kind niet kan

- Psycholoog Bruner: in deze benadering weinig waarde aan de rol vd omgeving

- Geen beïnvloeding van cognitieve ontwikkeling door aard van het onderwijs dat het kind krijgt. Is dit wel zo?

- Wel erkenning door Piaget dat taal van invloed is op de ontwikkeling van de denkschema’s.

- Kritiek dat logisch redeneren eerder wordt bereikt door specifieke training, Vygtotski (Russische psychologisch) brengt dit in verband met ‘zone van naaste ontwikkeling’, kind kan met intensieve hulp datgene wat zonder hulp niet kan.

- Kinderlijk denken (fantasie en magie) ondergeschikt aan rationele denken.  

Ervaringsopdracht: Ervaar de prikkels

Sluit je ogen en luister naar het audiofragment.

Cognitieve ontwikkeling kinderen van 6-12 jaar 

* Kindrijpe school

* Kenmerken van het denken:

- Weerstand tegen schijn

- Kennis staat centraal

- Verschillende denkoperaties 

- Leerstrategieën 

Motivatie & faalangst

Beiden van invloed op het leren

Onderwijs: extrinsieke motivatie en intrinsieke motivatie 

Leerproblemen

* Problemen met schoolse leertaken

* Klassikaal lesgeven niet voor iedereen ideaal, bijvoorbeeld: 

- Kinderen met aandachts- en concentratiestoornissen 

- Opvoedingsproblemen en gedragsproblemen en een antisociale gedragsstoornis

- Verstandelijke beperking

- Contact- of autistiforme stoornissen

- Dyslexie en dyscalculie

 - Overige problematiek 

 Uitgangspunt speciaal onderwijs

Deze groepen kinderen zijn niet onder te brengen binnen regulier onderwijs, daarom naar een andere plaats voor onderwijs ‘op maat’.  

WSNS, Weer Samen Naar School 

Expertise uit speciaal onderwijs binnen het reguliere onderwijs.

Doel: gehandicapte kind niet isoleren van andere kinderen. 

SBO

Laag intelligentie niveau/leerachterstand. Valt onder de wet op het primair onderwijs.

Bij het verlaten moet dezelfde basiskennis zijn behaald als kinderen die op reguliere basisschool hebben gezeten. Kinderen op sbo mogen hier langer over doen. Verdeeld in 4 clusters.

 

Is het nog duidelijk voor jullie tot nu toe?!

😒🙁😐🙂😃

Wat betekend het cognitivisme

1. Kennis moet jezelf maken/creëren door te experimenteren
2. Kennis krijg je aangeleerd door bijvoorbeeld normen
3. Het heeft niet met kennis te maken
4. Kennis krijg je niet vanzelf, maar door een studie te volgen

Welke onderzoeker hoort bij het cognitivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.

1. Pavlov (Honden)
2. Skinner (Duiventest)
3. Piaget (experimenteren)
4. Vygotsky (interactie en omgeving)

Welke onderzoeker hoort bij het constructivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.

1. Pavlov (Honden)
2. Skinner (Duiventest)
3. Piaget (experimenteren)
4. Vygotsky (interactie en omgeving)

Op welke wijze kijken de sociaal constructivisten tegen leren aan?

1. Als het actief construeren van kennis door persoonlijke betekenisverlening.
2. Als het koppelen van nieuwe prikkels aan gedragsverandering.
3. Als het overnemen van de kennis die door de docent is gegeven.

Welke begrippen horen NIET bij de rechterhersenhelft?

1. Ritme en kleur
2. Ruimtelijk inzicht en 3D
3. Woorden en volgorde
4. Zintuigen en dagdromen

In welke fase van het cognitivisme kan een kind reflecteren op wat hij/zij heeft gedaan?

1. sensomotorische fase
2. pre operationele fase
3. concreet operationele fase
4. formeel operationele fase

Door animisme denkt de peuter dat een dier of een ding menselijke eigenschappen heeft : vb 'de auto is stout'

1. Ja
2. neen

Als je dyslexie hebt let je gewoon niet genoeg op.

1. Ja, ze moeten gewoon harder werken.
2. Nee, hun ogen slechter dan bij andere mensen.
3. Ja, dyslectische mensen kletsen teveel.
4. Nee, het is aangeboren dus je kan er niks aan doen.