4VM oefenen examenteksten

Nederlands 
4VM

Oefenen met examenteksten 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
4VM

Oefenen met examenteksten 

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen examen
Het is belangrijk om te blijven oefenen met het examen. Dit doen wij samen door teksten te bekijken en te bespreken.

Het is belangrijk dat je zelf de theorie leesvaardigheid leert, zodat je de theorievragen snapt en kan beantwoorden.
Theorie leesvaardigheid: blz. 8 t/m 72 (lees ook de lijst examenwoorden door)

Slide 2 - Tekstslide

Oefenen CSE: tekst
Tips voor aanpak van leesteksten:
-Lees eerst de gehele tekst rustig door.
-Start dan met het beantwoorden van de vragen, lees zoekend om de antwoorden te vinden.

Tekst: Stilte bestaat niet

Slide 3 - Tekstslide

Stilte bestaat niet
(1) In zogeheten stiltegebieden kun je in tien minuten tijd vier auto’s, negen vogels, één vliegtuig en één tractor voorbij horen komen, terwijl het in die bijna honderd aangewezen gebieden in ons land toch echt redelijk stil zou moeten zijn. Maar loop zelf eens door zo’n streek; je hoort er altijd wel verkeer of iemand die bijvoorbeeld met een kettingzaag in de weer is. “Tenminste 25 procent van de tijd is ook in de stiltegebieden menselijk geluid te horen”, zegt Frits van den Berg, adviseur stilte en geluid van de GGD1) in Amsterdam. “De stiltegebieden in de Waddenzee vormen daarop een uitzondering,
want daar is het echt stil.” Hoe stil is stil daar? “Je hoort op de Wadden  altijd wel zo’n 35 decibel geluid dankzij de wind.” Stilte maakt dus geluid, maar we ervaren het geluid van de natuur als stilte. 
(1) In zogeheten stiltegebieden kun je in tien minuten tijd vier auto’s, negen vogels, één vliegtuig en één tractor voorbij horen komen, terwijl het in die bijna honderd aangewezen gebieden in ons land toch echt redelijk stil zou moeten zijn. Maar loop zelf eens door zo’n streek; je hoort er altijd wel verkeer of iemand die bijvoorbeeld met een kettingzaag in de weer is. “Tenminste 25 procent van de tijd is ook in de stiltegebieden menselijk geluid te horen”, zegt Frits van den Berg, adviseur stilte en geluid van de GGD1) in Amsterdam. “De stiltegebieden in de Waddenzee vormen daarop een uitzondering,
want daar is het echt stil.” Hoe stil is stil daar? “Je hoort op de Wadden altijd wel zo’n 35 decibel geluid dankzij de wind.” Stilte maakt dus geluid, maar we ervaren het geluid van de natuur als stilte. 
Stilte bestaat niet

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1
1 Het onderwerp van een tekst kan worden ingeleid door
    1 de aanleiding te geven voor het schrijven van de tekst.
    2 een deskundige voor te stellen.
    3 een opmerkelijke uitspraak te doen.
    4 een voor de tekst belangrijke vraag te stellen. 

Hoe wordt het onderwerp van deze tekst in alinea 1 ingeleid?
    A door 1 en 2
    B door 1 en 4
    C door 2 en 3
    D door 3 en 4 

Slide 5 - Tekstslide

Alinea 2
(2) Frits van den Berg vertelt dat de betekenis van geluid bijna belangrijker is dan het niveau van een geluidsbron. “Ik hoorde een verhaal van vakantiegangers in Portugal die in het donker op de camping arriveerden. Ze baalden van het geraas van de snelweg pal naast hun tent, maar ze waren blij dat ze eindelijk konden slapen. ’s Ochtends
bleek het geraas afkomstig te zijn van de branding. Ze stonden vlakbij zee! Toen die kampeerders eenmaal wisten dat ze de zee hoorden, was de hinder van het geluid op slag voorbij. Terwijl het geluid hetzelfde was.”

(2) Frits van den Berg vertelt dat de betekenis van geluid bijna belangrijker is dan het niveau van een geluidsbron. “Ik hoorde een verhaal van vakantiegangers in Portugal die in het donker op de camping arriveerden. Ze baalden van het geraas van de snelweg pal naast hun tent, maar ze waren blij dat ze eindelijk konden slapen. ’s Ochtends
bleek het geraas afkomstig te zijn van de branding. Ze stonden vlakbij zee! Toen die kampeerders eenmaal wisten dat ze de zee hoorden, was de hinder van het geluid op slag voorbij. Terwijl het geluid hetzelfde was.”

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 2
Welk kopje past het beste bij de inhoud van alinea 2?
A Geluidsbeleving
B Geluidshinder
C Ongekende stilte
D Vakantiepret 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 3
 In alinea 2 zegt Frits van den Berg “dat de betekenis van geluid bijna
belangrijker is dan het niveau van een geluidsbron.” (regels 24-27)
--> In welke alinea geeft hij aan dat het niet herkennen van geluid zeer
onprettig is? 

Slide 8 - Tekstslide

Alinea 3
(3) GGD-onderzoek uit 2008 wijst uit dat mensen die geluid als prettig en levendig ervaren niet op zoek gaan naar stilte. Maar wie het geklets of geschuif met stoelen bij het café om de hoek of de buurman hinderlijk vindt, heeft wel behoefte aan stilte.
De stedeling die voor zijn rust naar het platteland verhuist, komt bedrogen uit. Hij klaagt over tractoren die langskomen en dat lawaai past niet in het beeld dat hij heeft van het rustige platteland. In een dorp is het dus niet per definitie stiller dan in de stad. Vreemd genoeg kan het op sommige plekken in de stad zelfs stiller aanvoelen. Dat komt niet doordat het in een binnentuin achter een drukke winkelstraat zo muisstil is. Maar het contrast tussen beide plekken is zo groot dat we de binnentuin als stil ervaren, zelfs als op de achtergrond het geluid van scooters, voetstappen en een tram nog hoorbaar is. 


(3) GGD-onderzoek uit 2008 wijst uit dat mensen die geluid als prettig en levendig ervaren niet op zoek gaan naar stilte. Maar wie het geklets of geschuif met stoelen bij het café om de hoek of de buurman hinderlijk vindt, heeft wel behoefte aan stilte.
De stedeling die voor zijn rust naar het platteland verhuist, komt bedrogen uit. Hij klaagt over tractoren die langskomen en dat lawaai past niet in het beeld dat hij heeft van het rustige platteland. In een dorp is het dus niet per definitie stiller dan in de stad. Vreemd genoeg kan het op sommige plekken in de stad zelfs stiller aanvoelen. Dat komt niet doordat het in een binnentuin achter een drukke winkelstraat zo muisstil is. Maar het contrast tussen beide plekken is zo groot dat we de binnentuin als stil ervaren, zelfs als op de achtergrond het geluid van scooters, voetstappen en een tram nog hoorbaar is. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 4
Hoe ervaart, volgens de tekst, de stedeling uit alinea 3 wonen op het platteland?
De stedeling vindt
A dat al dat lawaai niet past bij zijn beeld van het platteland.
B dat er in de stad minder lawaai is dan op het platteland.
C dat er op het platteland steeds meer lawaai is.
D dat tractoren op het platteland teveel lawaai maken.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 5
In alinea 3 wordt gesteld dat het op sommige plekken in de stad stiller kan aanvoelen dan op het platteland.
--> Geef in eigen woorden weer wat hiermee wordt bedoeld. Gebruik niet meer dan 25 woorden. 

Slide 11 - Tekstslide

Alinea 4
(4) De hoeveelheid geluid neemt alleen maar toe, constateert het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Dat komt door de toegenomen mobiliteit en infrastructuur2) in ons land. Geluidshinder veroorzaakt onrust en stress en dat is niet goed voor de gezondheid. Daarom heeft de overheid in 2008 stiltegebieden aangewezen. Het is de bedoeling dat het daar zo stil is, dat de mensen er intens kunnen genieten van stilte en rust.

(4) De hoeveelheid geluid neemt alleen maar toe, constateert het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Dat komt door de toegenomen mobiliteit en infrastructuur2) in ons land. Geluidshinder veroorzaakt onrust en stress en dat is niet goed voor de gezondheid. Daarom heeft de overheid in 2008 stiltegebieden aangewezen. Het is de bedoeling dat het daar zo stil is, dat de mensen er intens kunnen genieten van stilte en rust.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 6
In alinea 4 wordt gesteld dat geluidshinder onrust en stress veroorzaakt.
--> Welke tegenovergestelde begrippen gebruikt de schrijver in dezelfde alinea? 

Slide 13 - Tekstslide

Alinea 5 en 6

(5) Wie echter op zoek is naar echte stilte kan het beste afdalen in de krater van een uitgedoofde vulkaan. Daar zit je binnen een gigantische geluidswal die geluiden van buiten weert en op de kraterbodem gebeurt praktisch niets wat luchttrillingen opwekt die voor ons hoorbaar geluid veroorzaken. Daar kun je dus even lekker bijkomen in de ultieme stilte. Maar zo prettig blijkt dat ook weer niet te zijn!

(6) “Zodra het voor ons gehoor doodstil is, gaan we toch geluid horen”, zegt Frits van den Berg. “Dat klinkt vaak als laag gebrom. We horen een brom die alleen in ons hoofd bestaat, een fantoomgeluid. Het bestaat niet echt, het is zelfs niet het geruis van ons bloed of oorsuis. Als mensen dat fantoomgeluid waarnemen, ervaren ze dat meestal als zeer onprettig. Dat komt doordat het nergens mee te vergelijken is en onbekend is.
Actieve zenuwcellen vangen normalerwijze geluid op en duiden de afkomst. Als er sprake is van patroonherkenning, dat wil zeggen dat de bron van het geluid herkend wordt en geen gevaar oplevert, krijgen we het sein ‘veilig’ door in onze hersenen.” 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 7
Wat is de functie van alinea 6 ten opzichte van alinea 5?
A Alinea 6 geeft een conclusie op grond van alinea 5.
B Alinea 6 geeft een samenvatting van de bewering in alinea 5.
C Alinea 6 geeft een tegenstelling met de bewering in alinea 5.
D Alinea 6 geeft een verklaring voor de bewering in alinea 5. 

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 8
In alinea 6 spreekt de schrijver over een “fantoomgeluid”. (regel 96)
Met dat geluid bedoelt zij
A een denkbeeldig geluid.
B een geluid van buitenaf.
C een levendig geluid.
D een menselijk geluid.
E een nauwelijks hoorbaar geluid.
F een waarschuwend geluid. 

Slide 16 - Tekstslide

Alinea 5 en 6

(6) “Zodra het voor ons gehoor doodstil is, gaan we toch geluid horen”, zegt Frits van den Berg. “Dat klinkt vaak als laag gebrom. We horen een brom die alleen in ons hoofd bestaat, een fantoomgeluid. Het bestaat niet echt, het is zelfs niet het geruis van ons bloed of oorsuis. Als mensen dat fantoomgeluid waarnemen, ervaren ze dat meestal als zeer onprettig. Dat komt doordat het nergens mee te vergelijken is en onbekend is.
Actieve zenuwcellen vangen normalerwijze geluid op en duiden de afkomst. Als er sprake is van patroonherkenning, dat wil zeggen dat de bron van het geluid herkend wordt en geen gevaar oplevert, krijgen we het sein ‘veilig’ door in onze hersenen.” 

(7) Dat is natuurlijk ook de reden dat de mens kan horen: zo weten we of we veilig zijn. Dat gebeurt onbewust. Sommige mensen kunnen bijvoorbeeld prima met een muziekje op de achtergrond werken. Er is dan weliswaar geluid, maar dat is niet gevaarlijk. En zelfs bij heftige geluiden kunnen we soms gerust zijn. De geluiden van het schudden en knarsen van een trein ervaren we
niet als bedreigend. Daarom beoordelen we het niet als lawaai en kunnen veel mensen prima slapen in een rijdende intercity. Als geluid dreigend is, kunnen we maatregelen treffen. Je steekt de straat bijvoorbeeld niet over omdat je, ook zonder om je heen te kijken, al hoort dat er een auto aankomt. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 9
9 Wat is het verband tussen alinea 6 en alinea 7?
A Alinea 7 bevestigt het gestelde in alinea 6.
B Alinea 7 geeft een conclusie bij alinea 6.
C Alinea 7 noemt de oorzaken van het gestelde in alinea 6.
D Alinea 7 vormt een tegenstelling met alinea 6.

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 10
10 “Stilte maakt dus geluid, maar we ervaren het geluid van de natuur als stilte.” (regels 21-23)
Welke zin uit de tekst past het beste bij dit citaat?
A “Zodra het voor ons gehoor doodstil is, gaan we toch geluid horen” (regels 91-92)
B “De stilte die we vooral als prettig ervaren, is te vinden in de natuur.” (regels 131-132)
C “De aanwezigheid van water, gras en ander groen roept een stilte op die niet zozeer van buitenaf, maar van binnenuit komt.” (regels 132-136)
D “Zelfs als het strikt genomen niet echt helemaal stil is.” (regels 136-137) 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 11
11 Welke zin geeft de hoofdgedachte van de tekst het beste weer?
A Als bekend is waar geluid vandaan komt, ervaren we het niet als storend.
B In de natuur vinden we de stilte waarvan we tot rust komen.
C Geluidshinder komt vrijwel overal voor, en leidt daarom vaak tot problemen tussen mensen.
D Stilte is haast nergens aanwezig en berust vooral op een innerlijke
beleving van de omgevingsgeluiden. 

Slide 20 - Tekstslide

Advertentie

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 1
Een afbeelding in een advertentie kan verschillende functies hebben.
De afbeelding
1 trekt de aandacht.
2 voegt nieuwe informatie aan de tekst toe.
3 is nodig om de tekst te kunnen begrijpen.

Welke functies heeft de afbeelding met 21 fotootjes in deze advertentie?
A alleen 1 en 2
B alleen 1 en 3
C alleen 2 en 3
D 1, 2 en 3 

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 2
Voor welke lezers is deze advertentie vooral bedoeld?
A voor alle lezers
B alleen voor mbo-leerlingen
C alleen voor medewerkers van mbo-scholen
D alleen voor mensen die een mbo-opleiding willen gaan volgen

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 3
 De kop van de advertentie is 21 topproducten van het mbo.
--> Wie of wat worden daarmee bedoeld? 

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 4
Waarom staat “mbo’ers, de ruggengraat van Nederland.” in de tekst met grote letters gedrukt?

De lettergrootte
A benadrukt dat de deelnemers een onmisbaar deel van de beroepsbevolking gaan vormen.
B benadrukt dat de deelnemers zich op een bijzondere manier hebben
onderscheiden.
C past beter bij de verdeling van de andere afgedrukte woorden.
D toont de lezer het belang om mee te doen aan de verkiezing. 

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiting
- Dit was een gedeelte van het examen. Normaal zijn er altijd 4 teksten en een schrijfoefening. 

We gaan binnenkort oefenen met een heel examen, maar eerst gaan we aan de slag met de samenvattingsvragen. 
Maken digitaal lezen 1.2

Slide 27 - Tekstslide