In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Vraag en Aanbod
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je weet dat de producenten de aanbieders van producten zijn en dat consumenten de vragers van producten zijn.
- Je kunt uitleggen wat de invloed is van de prijs op het aanbod van en de vraag naar een product.
- Je kunt uitleggen dat de verkoopprijs van een product de prijs is waar vraag en aanbod samenkomen (= evenwichtsprijs).
Slide 2 - Tekstslide
Verkoopprijs
Verkoopprijs: de prijs die gevraagd wordt voor het product of dienst
Bij het vaststellen van de verkoopprijs van zijn product houdt een ondernemer rekening met de concurrentie. Maar niet ieder bedrijf heeft evenveel concurrentie.
Slide 3 - Tekstslide
Bedenk een bedrijf dat bij het vaststellen van de verkoopprijs veel rekening moet houden met concurrentie.
Slide 4 - Woordweb
Bedenk ook een bedrijf dat juist weinig rekening hoeft te houden met concurrentie bij het vaststellen van de verkoopprijs.
Slide 5 - Woordweb
Vraag en aanbod
Een consument is een vrager van producten.
Welke producten worden gevraagd hangt af van de behoeften van de consument.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag en aanbod
De behoeften worden bepaald door persoonlijke factoren, zoals
- gezinssamenstelling
- beroep
- opleiding
- inkomen
Slide 7 - Tekstslide
Vraag en aanbod
Daarnaast hangt de vraag af van: de prijs van het product.
Meestal geldt dat als de prijs stijgt, de vraag af zal nemen.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Vraaglijn
In de grafiek zie je een vraaglijn.
In de vraaglijn is het verband tussen:
- de prijs van een product en
- de gevraagde hoeveelheid van dat product weergegeven.
Op de verticale as zie je de prijs.
Op de horizontale as de gevraagde hoeveelheid.
Slide 10 - Tekstslide
Je ziet dat de vraaglijn daalt. Vul 'hoog' of 'laag' in.
Bij een hoge prijs is de gevraagde hoeveelheid __________
A
hoog
B
laag
Slide 11 - Quizvraag
Je ziet dat de vraaglijn daalt. Vul 'hoog' of 'laag' in.
- Bij een lage prijs is de gevraagde hoeveelheid __________
A
hoog
B
laag
Slide 12 - Quizvraag
Het aanbod van een product
Bedrijven (producenten) zijn de aanbieders van producten.
Om te kunnen blijven bestaan is het nodig dat bedrijven winst maken.
De bedrijven zullen alleen producten aanbieden als de verkoopprijs hoger is dan de inkoopprijs.
Slide 13 - Tekstslide
Het aanbod van een product
Soms kan een bedrijf de prijs van een product helemaal zelf vaststellen, maar vaker zal hij bij het vaststellen rekening houden met zijn concurrenten.
Slide 14 - Tekstslide
Het aanbod van een product
Zijn er heel veel concurrenten, dan heeft de aanbieder zelf weinig invloed op de prijs.
Hoeveel producten een bedrijf aanbiedt hangt dan af van de prijs.
Meestal geldt dat als de prijs stijgt, de ondernemer meer producten zal aanbieden.
Slide 15 - Tekstslide
Aanbodlijn
In de grafiek zie je een aanbodlijn.
In de aanbodlijn is het verband tussen:
- de prijs van een product en
- de gevraagde hoeveelheid van dat product weergegeven.
Op de verticale as zie je de prijs.
Op de horizontale as de gevraagde hoeveelheid.
Slide 16 - Tekstslide
Je ziet dat de vraaglijn daalt. Vul 'hoog' of 'laag' in.
Bij een lage prijs is de gevraagde hoeveelheid__________
A
hoog
B
laag
Slide 17 - Quizvraag
Je ziet dat de vraaglijn daalt. Vul 'hoog' of 'laag' in.
Bij een hoge prijs is de aangeboden hoeveelheid________
A
hoog
B
laag
Slide 18 - Quizvraag
Vraag en aanbod
Van veel producten wordt de prijs bepaald door de vraag naar het product en het aanbod van het product.
Slide 19 - Tekstslide
Vraag en aanbod
In de grafiek hiernaast zie je een vraaglijn en een aanbodlijn.
Deaanbodlijngeeft aan hoeveel bedrijven bij verschillende prijzen willen aanbieden.
De vraaglijn geeft aan hoeveel consumenten bij verschillende prijzen willen kopen.
Slide 20 - Tekstslide
Vraag en aanbod
Er is één prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Je noemt dit de evenwichtsprijs.
Bij de evenwichtsprijs hoort de evenwichts-hoeveelheid.
Van een product waarvan de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod is de prijs vaak de evenwichtsprijs.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Stel dat de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs. Dan is de vraag naar het product _______ dan het aanbod.
De aanbieders van het product zullen dan bereid zijn het product voor een lagere prijs te verkopen. De prijs zal dan _______. De prijs zal op de evenwichtsprijs uitkomen.
kleiner
stijgen
dalen
groter
Slide 23 - Sleepvraag
Stel dat de prijs lager is dan de evenwichtsprijs. Dan is de vraag naar het product _______ dan het aanbod.
De aanbieders van het product zullen dan bereid zijn het product voor een lagere prijs te verkopen. De prijs zal dan _______. De prijs zal op de evenwichtsprijs uitkomen.
kleiner
stijgen
dalen
groter
Slide 24 - Sleepvraag
Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.
Vraag en aanbod samenvatting
Van veel producten wordt de prijs bepaald door 'vraag en aanbod'. _______ zijn de vragers van de producten.
Aanbieders van de producten zijn de bedrijven of _______.
toenemen
evenwichtsprijs
producenten
afnemen
concurrentie
Consumenten
Slide 25 - Sleepvraag
Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.
Vraag en aanbod samenvatting
Als er van één product veel aanbieders zijn is er sprake van veel _______.
Voor de vraag naar een product geldt: Als de prijs van een product stijgt, zal de vraag naar het product _______.
toenemen
evenwichtsprijs
producenten
afnemen
concurrentie
Consumenten
Slide 26 - Sleepvraag
Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.
Vraag en aanbod samenvatting
Voor het aanbod van een product geldt: Als de prijs van een product stijgt, zal het aanbod van het product _______.
Van een product waarvan de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod is de (ver)koopprijs de _______.