Mijn proefles

• NT2
• Beroepsopleiding

A2 

Oefenen met samengestelde zinnen en woordenschat

welke zin is goed?

1. Ik lees, omdat ik het leuk vind.
2. Ik lees, want ik het leuk vind.
3. Ik lees, omdat ik vind het leuk.

Ik ben boos, omdat ............

Ik ben te laat, ....................

Ik ben een beetje nerveus, ............

We gaan niet naar school, .......................

Je moet dit boek lezen, ....................

Zij koopt groente op de markt,................

Ik ga naar buiten, als ...............

Kom je binnen, als ...........

Hij maakt geen huiswerk, als ..............

Ik stop met roken, als..................

Zij vraagt het aan de docent, als.......

Ik ben morgen heel blij, als .......

Maak een zin met "want".

Maak een zin met 'omdat'.

Maak een zin met "als".

Maak een zin met "daarom"

Maak een zin met "dus"

Maak een zin met "of"

Maak een zin met "maar"

Maak een zin met "en"

het vervoer

wonen

Spreekopdracht
Vertel over jouw huis! Hoe groot is het? Hoeveel kamers?

Ik blijf vanmiddag thuis, ......... ik bezoek krijg van mijn vriend.

1. of
2. omdat
3. als
4. want

Het bezoek komt wel, ............. helaas een uur te laat.

1. want
2. en
3. dus
4. maar

De volwassenen drinken koffie ............. de kinderen limonade.

1. maar
2. of
3. dus
4. en

....... het 5 uur is, is het tijd om naar huis te gaan.

1. als
2. want
3. dus
4. en

We maken een nieuwe afspraak, .......... het was gezellig.

1. dus
2. want
3. omdat
4. toen

...... het oktober is, zien we elkaar weer.

1. toen
2. als
3. omdat
4. want

Ik ga naar de snackbar, .......... ik heb geen tijd meer om te koken.

1. omdat
2. dus
3. want
4. en

Eten in een snackbar is gemakkelijk ............ ook erg ongezond.

1. en
2. maar
3. dus
4. want

......... het 23:00 uur is, ga ik naar bed.

1. omdat
2. maar
3. want
4. als

Ik ben moe, ......... ik val niet in slaap.

1. want
2. en
3. maar
4. omdat

........... ik niet in slaap val, sta ik op.

1. en
2. omdat
3. maar
4. als

Ik pak een dik boek, ........ ik houd van lezen.

1. maar
2. en
3. omdat
4. want

Uiteindelijk val ik in slaap .......... valt het boek op de grond.

1. maar
2. en
3. dus
4. of