Rekenen niveau 2 oefenexamen deel 2

Oefenen met examenvragen niveau 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met examenvragen niveau 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk 
  • Alle vragen zijn met de rekenmachine;
  • Berekening niet opgeschreven, kost punten op je examen. 

Om te oefenen schrijf je bij zoveel mogelijk van de komende vragen de berekening op. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Las Vegas
Je hebt een reis gewonnen en krijgt ook nog 1250 Amerikaanse dollar als zakgeld mee.

1 Euro = 1,10  Amerikaanse dollar

Hoeveel zakgeld krijg je mee in euro's?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zakgeld krijg je mee in euro's?

Slide 4 - Open vraag

1,00 : 1,10 x 1250 = €1136,36
Las Vegas
Je hebt om 15:15 uur afgesproken op Schiphol. Je vliegtuig vertrekt om 17.30 uur. 

Je vertrekt vanuit Deventer en je treinreis duurt 1 uur en 5 minuten. 

Hoe laat pak je uiterlijk de trein? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je treinreis duurt 1 uur en 5 minuten.
Om 15:15 uur moet je op Schiphol zijn. Hoe laat pak je uiterlijk de trein?
A
13:50 uur
B
13:55 uur
C
14:05 uur
D
14:10 uur

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anja neemt de blauwe route.
Wat is haar snelheid in km per uur?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is haar snelheid per uur?
A
84 km/u
B
90 km/u
C
100 km/u
D
104 km/u

Slide 8 - Quizvraag

  • 147 km in 105 min
  • wat is de snelheid in 60 min?
DKA-4 model gebruiken:

  • 147 : 105 x 60   = 84 km/u
  • 60  : 105  x 147 = 84 km/u

UITLEG
min
105
1
60
km
147
1,4
84
Eerst omrekenen naar minuten. 
Dan tabel invullen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken het antwoord uit en schrijf je berekening op.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kost de rugzak exclusief 21% btw?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

                    Hoeveel % korting heb je gekregen? 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel % korting heb je gekregen?
A
20%
B
30 %
C
40%
D
60%

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim wil zijn terras betegelen. 
Hoeveel moet Tim betalen voor zijn betontegels?
€1,15 p/st

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tim wil zijn terras betegelen.
Hoeveel moet Tim betalen voor zijn betontegels?
A
€27,60
B
€55,20
C
€110,40
D
€ 174,50

Slide 15 - Quizvraag

  • Oppervlakte terras : 6 x 4m = 24m2
  • Oppervlakte tegel:  0,5 x 0,5 = 0,25m2
  • 24m2 : 0,25m2 = 96 tegels
  • 96 x €1,15 = €110,40


Tim maakt gebruik van de aanbieding. 
Hoeveel moet Tim betalen?
€1,15p/st
Nu 20% korting bij aankoop van 100 tegels

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moet Tim betalen als hij gebruik maakt van de aanbieding?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

15 meter
180 cm
50m-100m
15 km/u
1 liter
5 km/u

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je besluit een wandeling te maken over deze brug. Hoe lang doe je daar ongeveer over?
Lengte brug 3,5 km

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang duurt een wandeling van 3,5 km ongeveer?
A
32 minuten
B
38 minuten
C
42 minuten
D
46 minuten

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DKA4-model
Delen, keer antwoord op het 4e getal
afstand in km
5
3,5
tijd in minuten
60
1. 60 : 5 x 3,5 = 42
2. 3,5 : 5 x 60 = 42
Berekening:
- Je wandelt ongeveer 5km per uur.
- Maak een verhoudingstabel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen?
A
1660 mensen
B
6640 mensen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen?
1 op de 5 heeft vertrouwen, dus 4 op de 5 niet.

  • 8300 : 5 x 4 = 6640 mensen maken zich zorgen;
of
  • 8300 x 0,8 = 6640 mensen maken zich zorgen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies