BSR 03/04 2t Grammatica ZD §4 samengestelde zinnen

Open je boek alvast op blz. 204-205.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§2: Herhaling leerjaar 1
§4: Samengestelde zinnen

Voordat we beginnen:
WELKOM 2T
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
2:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open je boek alvast op blz. 204-205.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§2: Herhaling leerjaar 1
§4: Samengestelde zinnen

Voordat we beginnen:
WELKOM 2T
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp,
    het 
    werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp kunt vinden.
  • Je kunt enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • Terugblikken op de herhaling van leerjaar 1 (vorige les);
  • de uitleg behandelen van
    paragraaf 4 (en hierbij aantekeningen maken);
  • de opdrachten van paragraaf 4: samengestelde zinnen maken.
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt de persoonsvorm in een zin op drie manieren vinden. 
Schrijf mee in je schrift, maak aantekeningen!

Slide 5 - Tekstslide

De tijdproef
1) Verander de zin van tijd.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar:
  • Naud wil in het weekend geen huiswerk maken.
  • Naud wilde in het weekend geen huiswerk maken.

Slide 6 - Tekstslide

De vraagproef
2) Maak van de zin een vraag.
Het werkwoord dat dan vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
  • Alette, Hester en Fenna hebben woensdag ingehaald. 
  • Hebben Alette, Hester en Fenna woensdag een toets ingehaald?

Slide 7 - Tekstslide

De getalsproef
3) Verander het getal (het aantal) van de zin. Het gaat dan niet meer om één persoon, maar bijvoorbeeld om twee.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar:
  • Hiddo zat tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.
  • Hiddo en Wout zaten tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen. Zinsdelen kun je uit een zin halen door te kijken naar welke woorden je voor de persoonsvorm kunt plaatsen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Een voorbeeldzin:

  • Jan heeft Pim vorige week z'n boek geleend.

Slide 9 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp in een zin:
'Tijdens zijn show amuseert de cabaretier het publiek met zelfgeschreven liedjes.'
De cabaretier = het onderwerp
Het onderwerp van de zin is vaak een persoon (of dier/ding) die iets doet. Vrijwel elke zin heeft een onderwerp.
  • Hoe vind je het onderwerp? Stel de vraag: Wie/wat + persoonsvorm


Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijk
  • Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
  • Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg.

    De bezorger heeft het pakketje gisteravond afgeleverd.
gezegde (wg)

Slide 12 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (LV)
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'
Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah heeft een warme winterjas gekocht.
Wat heeft Norah gekocht? Een warme winterjas.

Slide 13 - Tekstslide

In 'The Legend of Zelda' speelt het personage Link de hoofdrol.
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Ander zinsdeel
In 'The legend of Zelda'
de hoofdrol
het personage Link
speelt

Slide 14 - Sleepvraag

Deze zwart-wit foto laat heel duidelijk de historische voetstap op de maan zien.
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Ander zinsdeel
Deze zwart-wit foto
de historische voetstap op de maan
heel duidelijk
laat zien

Slide 15 - Sleepvraag

Het American Hotel aan het Leidseplein in Amsterdam gooit het roer om met de nieuwe naam Hard Rock Hotel.
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Ander zinsdeel
gooit om
Het American Hotel aan het Leidseplein in Amsterdam
het roer
met de nieuwe naam Hard Rock hotel

Slide 16 - Sleepvraag

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp (als het er is). Let op: niet elke zin bevat ieder zinsdeel.
1. Ilse bakt ieder weekend een appeltaart.
PV =                                                          OW = 
WG =                                                            LV=
2. Ik heb gisteren een nieuwe fiets gekregen. 
PV=                                                       OW=
WG=                                                          LV=
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 17 - Tekstslide

§4 Samengestelde zinnen
blz. 204-205

Slide 18 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
  • In teksten kunnen enkelvoudige en samengestelde zinnen staan. Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm. Als je twee enkelvoudige zinnen aan elkaar plakt, krijg je een samengestelde zin. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

Slide 19 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen
Samengestelde zinnen
Hakan kiest de muziek uit.
Britt maakt de hapjes.
Hakan kiest de muziek en Britt maakt de hapjes.
Ik fluit een liedje.
Ik fiets naar school.
Ik fluit een liedje, terwijl ik naar school fiets.
Het gaat morgen regenen.
De sportdag is uitgesteld.
Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag is uitgesteld.
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus. Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. Een voegwoord geeft een verband aan.

Slide 20 - Tekstslide

Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 21 - Quizvraag

Eerst bezoeken we het Rijksmuseum en daarna gaan we naar het strand.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 22 - Quizvraag

Uitlegfilmpje!

Slide 23 - Tekstslide

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §4: Samengestelde zinnen. Opdracht 1 t/m 5 
(blz. 204-205).
Hoe?
Zelfstandig. Maak de opdrachten via de online methode.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
15 minuten. 
Klaar?
Maak alvast een begin aan
§6 Meewerkend voorwerp (blz. 208-209).
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp,
    het 
    werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp kunt vinden.
  • Je kunt enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen.
Lesdoelen

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer kun je de vraagproef niet gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 26 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat een lijdend voorwerp is.

Slide 27 - Open vraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 28 - Tekstslide