BSR 10/04 2kb Grammatica ZD §6 lijdend voorwerp

Maak opdracht 1  op blz. 212, let op:
vraag 1.4 hoeft nog niet.
Log daarna alvast in op LessonUp
§6: Lijdend voorwerp
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KB
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
10:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maak opdracht 1  op blz. 212, let op:
vraag 1.4 hoeft nog niet.
Log daarna alvast in op LessonUp
§6: Lijdend voorwerp
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KB
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde
    en het lijdend voorwerp in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • Herhaling paragraaf 2 en 4;
  • de uitleg behandelen van
    paragraaf 6 (en hierbij aantekeningen maken);
  • opdrachten van paragraaf 6:
    lijdend voorwerp maken;
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 5 - Tekstslide

Tess en Amy hebben gisteren een boomhut gebouwd.
Werkwoordelijk gezegde
Persoonsvorm
Onderwerp
Ander zinsdeel
hebben gebouwd
een boomhut
hebben
Tess en Amy

Slide 6 - Sleepvraag

Karel heeft dertig euro voor één Pokémon-kaart geboden!
Werkwoordelijk gezegde
Persoonsvorm
Onderwerp
Ander zinsdeel
Karel
heeft geboden
voor één Pokémon-kaart 
heeft 

Slide 7 - Sleepvraag

§4 Samengestelde zinnen
blz. 204-205

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
  • In teksten kunnen enkelvoudige en samengestelde zinnen staan. Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm. Als je twee enkelvoudige zinnen aan elkaar plakt, krijg je een samengestelde zin. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen
Samengestelde zinnen
Hakan kiest de muziek uit.
Britt maakt de hapjes.
Hakan kiest de muziek en Britt maakt de hapjes.
Ik fluit een liedje.
Ik fiets naar school.
Ik fluit een liedje, terwijl ik naar school fiets.
Het gaat morgen regenen.
De sportdag is uitgesteld.
Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag is uitgesteld.
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus. Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. Een voegwoord geeft een verband aan.

Slide 10 - Tekstslide

Verander onderstaande zin van tijd. Je mag maar twee woorden veranderen! De volgorde van de zin moet hetzelfde blijven.

''Terwijl in het hele stadion werd gejuicht, bleef het in vak F stil.''
timer
2:00

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen?

Terwijl in het hele stadion werd gejuicht, bleef het in vak F stil.
A
werd
B
gejuicht
C
bleef
D
stil

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de persoonsvormen?

Liza heeft de hele middag huiswerk gemaakt, zodat ze vanavond serie kan kijken.
A
gemaakt
B
heeft
C
kijken
D
kan

Slide 13 - Quizvraag

§6 Lijdend voorwerp
blz. 212-213

Slide 14 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (LV)
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'
Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah / heeft / een warme winterjas / gekocht.
Wat heeft Norah gekocht?
Een warme winterjas.

Slide 15 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Tienduizenden kappers in Nederland / vegen / dagelijks /
enorme bergen haar / op.
Benoem het zinsdeel *Tienduizenden kappers in Nederland*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 18 - Sleepvraag

Per dag worden 165 duizend auto’s geproduceerd.
Benoem het zinsdeel *worden geproduceerd*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 19 - Sleepvraag

Vanwege werkzaamheden aan het spoor / biedt / de NS /
de reizigers / vervangend vervoer / aan.
Benoem het zinsdeel *vervangend vervoer*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 20 - Sleepvraag

Het gebrul van een tijger / kun / je / tot drie kilometer verderop / horen.
Benoem het zinsdeel *kun*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 21 - Sleepvraag

Giraffen / kunnen / met hun tong / hun oor / leeglikken.
Benoem het zinsdeel *hun oor*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 22 - Sleepvraag

Ontleed de zin in de volgende volgorde: pv, zinsdeelstrepen, ow, wg, lv.
Let op: niet ieder zinsdeel hoeft in de zin te zinnen.

''Alle tweede klassen hebben een extra lesuur gekregen.''
timer
4:00

Slide 23 - Open vraag

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp.

1. Elke donderdag mailt de trainer het speelschema voor het weekend.
PV =                                                          OW = 
WG =                                                            LV =
2. Tessa moest haar ID-kaart laten zien.
PV =                                                            OW =
WG =                                                             LV =
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat?
Cursus 5 Grammatica zinsdelen, §6: Lijdend voorwerp. Opdracht 1.4 en opdracht 2.
(blz. 212-213).
Hoe?
Zelfstandig. Maak de opdrachten via de online methode.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Tien minuten. 
Klaar?
Oefen verder in de online trainer met paragraaf 
2, 4 of 6. Bepaal zelf welk zinsdeel jij het moeilijkst vindt.
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

  • Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde
    en het lijdend voorwerp in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer kun je de vraagproef niet gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 27 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat een lijdend voorwerp is.

Slide 28 - Open vraag

Vanavond / zal / Jorrit / de spelregels van Monopoly / uitleggen.
Benoem het zinsdeel *Jorrit*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 29 - Sleepvraag

Vanavond zal Jorrit de spelregels van Monopoly uitleggen.
Benoem het zinsdeel *zal uitleggen*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 30 - Sleepvraag

Vanavond zal Jorrit de spelregels van Monopoly uitleggen.
Benoem het zinsdeel *de spelregels van Monopoly*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 31 - Sleepvraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 32 - Tekstslide