20-21 / Goederenstroom H6 par. 6.8 en herhaling hele hoofdstuk

Goederenstroom
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud les
  • Lesdoelen en examentermen
  • Uitleg par. 6.8 - Andere vormen van criminaliteit

Slide 4 - Tekstslide

Doel van deze les:
  • Je leert met welke (andere) vormen van
      criminaliteit  je als ondernemer of manager
      in een  winkel te maken kunt krijgen.

Examentermen uit par. 6.8:
  • Er staan geen examentermen genoemd die
      specifiek over par. 6.8 (andere vormen van
      criminaliteit) gaan.

Slide 5 - Tekstslide

Welke andere vormen van
criminaliteit (naast overval, agressie,
diefstal en vernieling) zou je
kunnen bedenken?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide


Voorbeelden fraude

  • babbeltruc
  • bankrekeningfraude
  • identiteitsfraude
  • oplichting
  • witwassen

Slide 8 - Tekstslide

Zakkenrollen
  • Waarschuw je klanten in je winkel
  • Middels posters met tips
  • Tips staan ook op www.politie.nl

Slide 9 - Tekstslide

Skimming
  • Criminelen kopiëren de gegevens  van 
      iemands betaalpas en proberen om
      bijbehorende pincode te bemachtigen.
  • Maak klant erop attent niemand te laten 
     meekijken bij het invoeren van de pincode.
  • Neem maatregelen waardoor makkelijker
      is voor klanten om pincode af te schermen
      (schermpjes naast pinautomaat, lijn op
      vloer waarachter volgende klant moet
      blijven staan).

Slide 10 - Tekstslide

Cybercrime
  • Criminaliteit die gepleegd wordt met ICT-
      middelen.
  • Kun je mee te maken krijgen als je een
      webshop hebt (bijv. phishing, hacken).
  • Veilige webshops te herkennen aan het
      webshopkeurmerk.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kennisquiz H6
Aan de hand van een kennisquiz wordt jullie kennis getoetst over H6 (Derving).

Slide 13 - Tekstslide

Waar staat de letter T voor in de STOP formule?
A
Tegengas: geef tegengas aan een agressieve klant
B
Terughoudend: wees terughoudend naar een agressieve klant
C
Tot de orde roepen: roep de klant tot de orde
D
Temperen: zorg dat de klant rustig wordt

Slide 14 - Quizvraag

Wat staat er in het strategische deel van een dervingbestrijdingsplan?
A
Maatregelen voorkomen derving met betrekking tot de korte termijn
B
Maatregelen voorkomen derving met betrekking tot de lange termijn
C
Maatregelen voorkomen derving met betrekking tot de middellange termijn

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een visitatieregeling?
A
Regeling in het huishoudelijk reglement dat je iemand mag fouilleren
B
Regeling in het huishoudelijk reglement dat je jassen en tassen mag controleren
C
Regeling in je huishoudelijk reglement dat de politie komt om te fouilleren

Slide 16 - Quizvraag

Welke formule gebruik je bij een overval?
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Welke soorten derving zijn er?
A
geregistreerde en niet-geregistreerde derving
B
criminele derving
C
niet-criminele derving
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quizvraag

Als je het vermoeden hebt dat een klant diefstal heeft gepleegd in jouw winkel, mag je deze persoon dan aanhouden?
A
Ja dat mag
B
Nee, bij vermoeden mag je alleen maar aangifte doen.

Slide 19 - Quizvraag

Niet-criminele derving ontstaat door.....
A
diefstal, fraude en inbraak
B
opzettelijke fouten
C
administratieve -, controle-, onopzettelijke fouten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is dervingspercentage?
A
hoeveel derving er is als percentage van de werkelijke voorraad
B
hoeveel derving er is als percentage van de administratieve voorraad
C
hoeveel derving er is als percentage van de technische voorraad

Slide 21 - Quizvraag

Je hebt betaald bij een betaalautomaat in een winkel. Daarna wordt er nog meer geld van jouw rekening afgeschreven. Wat is hier aan de hand?
A
fraude
B
cybercrime
C
skimming

Slide 22 - Quizvraag

Rolluiken plaatsen is een voorbeeld van welke preventieve maatregel om derving te voorkomen?
A
Bouwkundige maatregel
B
Technische maatregel
C
Organisatorische maatregel

Slide 23 - Quizvraag

Een ondernemingscode of bedrijfsreglement wordt ook wel genoemd......
A
Reglement waarin huisregels voor de klant staan
B
Reglement waarin gedragsregels voor de medewerkers staan

Slide 24 - Quizvraag

Medewerkers moeten dagelijks om 17:00 uur controleren of er artikelen over de uiterste verkoopdatum zijn. Dit is een voorbeeld van een maatregel in....
A
een strategisch plan
B
een tactisch plan
C
een operationeel plan

Slide 25 - Quizvraag

Wie controleert of winkels zich aan eisen houden zoals de Hygiënecode of de voedselveiligheid?
A
het hoofdkantoor
B
de manager van een filiaal of de ondernemer
C
de NVWA
D
dit wordt niet gecontroleerd

Slide 26 - Quizvraag

Wat is SDNA?
A
Een maatregel om een overval te voorkomen.
B
Een formule die wordt gehanteerd tijdens een diefstal.
C
Een formule die wordt gehanteerd bij agressie.
D
Een veiligheidscode voor voedsel.

Slide 27 - Quizvraag

Waarom zou je een klant begroeten als hij/zij in de winkel komt?
A
Omdat een klant anders de winkel weer verlaat als je dit niet doet.
B
Omdat dit een plicht is.
C
Om diefstal te voorkomen.

Slide 28 - Quizvraag

Bedrog waarbij de medewerker een werkgever op listige wijze geld of waardevolle goederen afneemt is een voorbeeld van.....
A
skimming
B
fraude
C
cybercrime

Slide 29 - Quizvraag

Afsluiting les / huiswerk
  • Volgende week starten we in de lessen met H7
  • Huiswerk voor volgende week: maken H6 vraag 23 t/m 40 (par. 6.5 t/m
      par. 6.8)
  • Inleveropdracht zie in Teams

Slide 30 - Tekstslide