In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
5.4 Oplosbaarheid
Slide 1 - Tekstslide
Oplosbaarheid = aantal gram van een stof dat kan oplossen in 1 liter water
- Verzadigd = er is precies zoveel opgelost als dat kan oplossen
- Onverzadigd = er is te weinig opgelost, er kan dus nog meer bij
- Oververzadigd = er is teveel toegevoegd, er kan een deel niet oplossen
Slide 2 - Tekstslide
De oplosbaarheid van vaste stoffen en vloeistoffen wordt groter als de temperatuur van het oplosmiddel hoger wordt
Waar kan ik meer suiker in oplossen? Warme of koude thee?
De oplosbaarheid van gassen wordt juist kleiner als de temperatuur van het oplosmiddel hoger wordt
Denk maar aan cola buiten de koelkast
Slide 3 - Tekstslide
1000g lost op in 1 L. Hoeveel lost er op in 0,35L?
0,35 x 1000 = 350 g
in 100 mL lost op: 228 / 3,5 = 65,14 g
in 1L lost dan op: 65,14 x 10 = 651 g
Slide 4 - Tekstslide
250 mL bevat 30 g suiker
1 mL bevat: 30 / 250 = 0,12 g suiker
100 mL bevat: 0,12 x 100 = 12 g suiker
12g in 100 mL
dus in 1L (1000 mL): 12 x 10 = 120 g
120 g/L
Slide 5 - Tekstslide
100 m3 = 100.000 dm3 = 100.000 L
35 g per liter
100.000 x 35 = 3.500.000 g
3.500 kg
Slide 6 - Tekstslide
Een oververzadigde oplossing van zout wordt verwarmd. Kan deze oplossing verzadigd worden?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Stelling 1: Een onverzadigde oplossing van een gas kan verzadigd worden als deze wordt verwarmd. Stelling 2: Een onverzadigde oplossing van een vaste stof kan verzadigd worden als deze wordt verwarmd. Welke stelling (en) is/zijn juist?
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist
D
Stelling 2 is juist
Slide 8 - Quizvraag
Jarno: Een onverzadigde oplossing van een gas kan verzadigd worden als deze wordt verwarmd. Youri: Een onverzadigde oplossing van een vaste stof kan verzadigd worden als deze wordt verwarmd. Wie heeft gelijk en waarom?
A
Jarno
B
Youri
C
Beide hebben gelijk
D
Niemand heeft gelijk
Slide 9 - Quizvraag
De oplosbaarheid van zout bedraagt 359 g/L. Hoeveel gram zout moet je oplossen om een verzadigde oplossing te krijgen van 400 mL?
A
1436,0
B
89,75
C
143,6
D
144,0
Slide 10 - Quizvraag
Ook weer m% en V%!
%
geheel %
deel %
=geheeldeelx100
=100xgeheel
=deelx100
Slide 11 - Tekstslide
Een glas whisky (0,035 L) bevat 12,5 mL alcohol. Bereken het volumepercentage alcohol in de whisky.
A
3,57%
B
35,7 %
C
0,28%
D
28%
Slide 12 - Quizvraag
Een bepaalde wijn bevat 13V% alcohol. Hoeveel mL wijn moet je drinken om 12,5 mL alcohol binnen te krijgen?
A
96
B
1,6
C
104
D
120
Slide 13 - Quizvraag
Aantekening
Aan de slag! Planning '5.4 oplosbaarheid'. Dit is voor vrijdag 26 mei (morgen kun je er dus tijdens de les ook aan werken)