3H - Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4 - De financiën in balans

Bedrijfseconomie
Boek open op blz. 117
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 - De financiën in balans

Bedrijfseconomie
Boek open op blz. 117

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn financiën?
Paragraaf 4.1 - De start van een eigen bedrijf
Boek open op blz. 117

Slide 2 - Tekstslide

De financiële start van een eigen bedrijf
Wat moet je op orde hebben voordat je een bedrijf start:

  • investeringsbegroting
                                                 wat heb je nodig?
  • resultatenbegroting
                                                wat ga je verdienen?
  • financieringsplan
                                                waar betaal je alles van?

Slide 3 - Tekstslide

Investeringsbegroting
  • Hiermee kan je een inschatting maken hoeveel geld je nodig hebt om een eigen zaak te beginnen.

Slide 4 - Tekstslide

Investeringsbegroting
  • Inventaris

  • Voorraad goederen

  • Geld

Slide 5 - Tekstslide

Investeringsbegroting

Slide 6 - Tekstslide

Vaste opbouw investeringsbegroting
Vaste activa
  • grond 
  • gebouw
  • inventaris
Vlottende activa
  • voorraad goederen
  • liquide middelen
  • betaalrekening
  • kas
  • kas

Slide 7 - Tekstslide

Resultatenbegroting
  • De resultatenrekening geeft een overzicht van de verwachte toekomstige kosten en opbrengsten.
  • Een begroting is een voorspelling van de toekomst. Wat gebeurt er als....?


Slide 8 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Kan je onbeperkt lang een auto of een bureau gebruiken?

De kosten van waardevermindering van vaste activa.

Slide 9 - Tekstslide

Financieringsplan
Hoe kom je aan je geld?
Je eigen vermogen en je leningen staan vermeld op je financieringsplan.

Eigen vermogen = het geld dat je zelf in de onderneming stopt.
Vreemd vermogen = het geld dat je van 'vreemden' krijgt > leningen van de bank of familie, etc. 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4.1 opgave 1, 4 t/m 7 en 9 t/m 13
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    - Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn bezittingen en schulden?

Paragraaf 4.2 - Bezittingen en schulden
Boek open op blz. 122

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Balans
f
schulden (credit)
bezittingen (debet)
EVENWICHT
vaste activa
vlottende activa
liquide middelen
eigen vermogen
schulden lange termijn
schulden korte termijn

Slide 14 - Tekstslide

Debet (bezittingen)
Vaste activa
grond 
gebouw
inventaris

Vlottende activa

voorraad goederen
debiteuren

Liquide middelen

betaalrekening
kas
Credit (schulden)
Eigen Vermogen

Lang Vreemd Vermogen
Hypothecaire Lening
Leningen>  1 jr

Kort Vreemd Vermogen
Crediteuren
Leningen <  1 jr
te betalen BTW

Slide 15 - Tekstslide

Debiteuren en crediteuren
  • Soms wordt er ook op rekening gekocht: de producten worden al geleverd maar er is nog niet betaald

  • Debiteuren: mensen moeten jou nog betalen voor producten die je al geleverd hebt.

  • Crediteuren: jij moet je leveranciers nog betalen voor de producten die je al hebt.

Slide 16 - Tekstslide

Onthoud
  • De balans is een momentopname (van een bepaalde dag)
  • Kosten verkleinen het eigen vermogen
  • Winst vergroot het eigen vermogen 

Slide 17 - Tekstslide

Balans

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 3, 6, 9 samen maken

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4.1 - 1 t/m 6 en 9
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn is het verschil tussen bezittingen en schulden en opbrengsten en kosten?


Paragraaf 4.3 - Opbrengsten en kosten
Boek open op blz. 127

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

De resultatenrekening

Slide 23 - Tekstslide

Resultatenrekening 

Winst & verlies rekening
Omzet
- Inkoopwaarde
-----------------------------
Brutowinst
- Kosten
---------------------------
Nettowinst (verlies)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Samen opgave 3 maken, blz. 128

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4.3 - 1 t/m 8
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 27 - Tekstslide

Blijft de balans hetzelfde als je wat hebt gekocht?

Paragraaf 4.5 - Veranderingen op de balans
Boek open op blz. 134

Slide 28 - Tekstslide

Balans
f
schulden (credit)
bezittingen (debet)
EVENWICHT
vaste activa
vlottende activa
liquide middelen
eigen vermogen
schulden lange termijn
schulden korte termijn

Slide 29 - Tekstslide

De balans
  • Op de balans staan alleen
voorraadgrootheden = waarde op een bepaald moment

  • Links/debet/activa:
Vaste en vlottende activa en liquide middelen

  • Rechts/credit/passiva:
EV, vreemd vermogen lang en kort

  • Komt in balans door het eigen vermogen

Slide 30 - Tekstslide

Debet (bezittingen)
Vaste activa
grond 
gebouw
inventaris

Vlottende activa

voorraad goederen
debiteuren

Liquide middelen

betaalrekening
kas
Credit (schulden)
Eigen Vermogen

Lang Vreemd Vermogen
Hypothecaire Lening
Leningen>  1 jr

Kort Vreemd Vermogen
Crediteuren
Leningen <  1 jr
te betalen BTW

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Debet
Credit
De balans
Liquide middelen
Eigen vermogen
Schulden op korte termijn
Schulden op lange termijn
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 33 - Sleepvraag

Abdullah sluit een hypothecaire lening af bij de bank voor 30 jaar voor zijn shoarmazaak.

Onder welke categorie valt deze lening op de balans?
A
Eigen vermogen
B
Schulden op korte termijn
C
Schulden op lange termijn
D
Debiteuren

Slide 34 - Quizvraag

Onder welke categorie valt de bedrijfsauto van Abdullah?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 35 - Quizvraag

Abdullah verkoopt ook friet. Hij heeft 100 kilo aardappels ingeslagen. Onder welke balanspost valt deze voorraad?
A
Vlottende activa
B
Liquide middelen
C
Vaste activa
D
Debiteuren

Slide 36 - Quizvraag

Veranderingen in balans
Er veranderen altijd minimaal twee balansposten, anders is de balans niet meer in evenwicht. 

Slide 37 - Tekstslide

Samen maken opgave 1, blz. 135

Slide 38 - Tekstslide