In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Dagopening
Vragen toets Leesvaardigheid
Boekopdracht leesboek 4
Slide 2 - Tekstslide
Lezen
Slide 3 - Tekstslide
Doel van deze les
Leesvaardigheid herhalen voor de toetsweek
Boekopdracht 4 maken
Slide 4 - Tekstslide
Oefenen leesvaardigheid
Slide 5 - Tekstslide
Wat zijn de vijf tekstdoelen? Schrijf ze in de juiste volgorde
Slide 6 - Open vraag
Hoe formuleer je het onderwerp van een tekst?
Slide 7 - Open vraag
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 8 - Open vraag
De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Op welke plaats in een alinea kun je die kernzin meestal vinden?
Slide 9 - Woordweb
Wat zijn hoofdzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn bijzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel
Slide 11 - Quizvraag
Feitelijke uitspraak of niet?
Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak
Slide 12 - Quizvraag
Aan welke woorden kun je zien dat er een argument in de tekst aankomt?
Slide 13 - Woordweb
Een enkelvoudige argumentatie is...
A
Als een schrijver meer argumenten gebruik,t om zijn mening kracht bij te zetten.
B
Wanneer een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument.
C
Als een schrijver zijn standpunt met maar één argument onderbouwt.
Slide 14 - Quizvraag
Meervoudige argumentatie
Slide 15 - Tekstslide
Meervoudige argumentatie heeft...
A
Eén hoofdargument
B
Meer dan één hoofdargument
C
Eén subargument
D
Meer dan één subargument.
Slide 16 - Quizvraag
Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer is een auteur betrouwbaar?
Wanneer is een auteur betrouwbaar?
A
als hij deskundig en onpartijdig is
B
als hij partijdig is
C
als hij zijn mening geeft
D
als hij onbetrouwbare bronnen gebruikt
Slide 18 - Quizvraag
Lees de instructie voor het kweken van tomaten. De tekst is een voorbeeld van een ... (06)
Tekst
A
betrouwbare tekst
B
onbetrouwbare tekst
Slide 19 - Quizvraag
Johan de Wittscholengroep is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
Slide 20 - Quizvraag
Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie:
Slide 21 - Tekstslide
Hoe weet je of een tekst betrouwbaar is?
Slide 22 - Open vraag
Volgens specialisten presteren leerlingen beter in een ouderwets onderwijssysteem
Ze luisteren beter naar de docenten in de klas dan in een digitale les.
Onderschikkende en nevenschikkende argumentatie.
Ze hebben de structuur van een reguliere schooldag nodig.
De docenten zien ook beter of de leerlingen opletten
Slide 23 - Tekstslide
Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 24 - Quizvraag
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie
Slide 25 - Quizvraag
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie
Slide 26 - Quizvraag
2 argumentatieschema's:
onderschikkende argumentatie
nevenschikkende argumentatie
Slide 27 - Sleepvraag
Boeken lezen is goed voor je, want je trekt je even terug uit de drukte van de wereld, wat gezond is omdat ons zenuwstelsel eigenlijk helemaal niet gebouwd is voor de drukte van de normale wereld
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
D
Meervoudige argumentatie
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 30 - Quizvraag
Hoofdzaak
Kernzin
Deelonderwerpen
Inleiding
Middenstuk
Slot
Elke alinea
Slide 31 - Sleepvraag
Bijzaak
Hoofdzaak
Voorbeeld
Uitleg bij iets
Kernzin
Belangrijkste onderwerp
Aanvullende info
Hier gaat de alinea over
Slide 32 - Sleepvraag
Welke zaken neem je mee in een samenvatting?
Slide 33 - Open vraag
Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een feitelijke uitspraak?
A
Het is een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat ze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Het is een uitspraak die je kunt controleren.
B
Het is een uitspraak waarmee de schrijver of spreker aangeeft of hij iets goed, slecht, mooi of lelijk , gepast of ongepast (etc.) vindt.
Slide 35 - Quizvraag
Ik weet genoeg om de leesvaardigheidstoets goed te kunnen maken
😒🙁😐🙂😃
Slide 36 - Poll
Voorbereiden leesvaardigheidstoets
Aan de hand van je antwoord op de vorige vraag, kies je hoe je de toets gaat voorbereiden:
Je gaat alle theorie samenvatten
Je checkt je antwoorden in je schrift nog eens extra goed
Je gaat extra oefenen met de oefenbladen die in jullie team staan bij lesmateriaal. Van elk hoofdstuk is er één oefenblad.