Profit versus non-profit - presenteren

Profit en non-profit
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Profit en non-profit

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Lezen
- Introductie opdracht
- Uitwerken opdracht
- Presenteren opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Profit of non-profit
Hoe zit het ook alweer?
Voorbeelden?

Slide 3 - Tekstslide

Profit of non-profit?
Kenmerken profit-organisatie
  • Winstgericht
  • Financiering uit verkoop (diensten, producten, etc.)
  • Winst gaat naar eigenaren/aandeelhouders
  • Type organisatie (eenmanszaak, bv, vof, nv)
Kenmerken non-profit organisatie
  • Niet gericht op winst
  • Financiering uit donaties/subsidies
  • Winst wordt opnieuw geïnvesteerd in organisatie
  • Type organisatie
    (stichting of vereniging) 

Slide 4 - Tekstslide

Stakeholders
Groepen of individuen die op verschillende manieren
invloed hebben op de beslissingen binnen een 
bedrijf of organisatie

Intern:
Personeel, management, aandeelhouders

Extern:
Klanten, leveranciers, overheid, financiers of banken,
(lokale) gemeenschap, concurrenten

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
  • Werk in groepjes van 3 of 4 personen 
  • Maak een presentatie en kies een profit en non-profit bedrijf
(first come, first served)
  • Maak een rolverdeling

Slide 6 - Tekstslide

Presenteer 5 punten
  • Doelstelling organisaties
  • Financiering (waar komt het geld vandaan?)
  • Hoe wordt winst/overschot gebruikt?
  • Kernactiviteiten van de bedrijven
  • Benoem minstens 3 stakeholders 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Presenteer 5 punten
  • Doelstelling organisaties
  • Financiering (waar komt het geld vandaan?)
  • Hoe wordt winst/overschot gebruikt?
  • Kernactiviteiten van de bedrijven
  • Benoem minstens 3 stakeholders 

Minstens 5 minuten.
Gebruik afbeeldingen in de presentatie.

Slide 9 - Tekstslide

Inleveren
Lever presentatie in via de mail:
jbruggen@deltion.nl

Zet óók het volgende in de mail:
Welke studenten zaten er in het groepje? 
Wie deed wat? Welke bedrijven zijn onderzocht?

Slide 10 - Tekstslide