M5 T3 L1 Vragen over vrijheid
1 / 15
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noem je dit?
A
Tabel
B
Grafiek
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke soort grafiek is dit?
A
enkelvoudige staafdiagram
B
lijngrafiek
C
cirkeldiagram
D
Meervoudig staafdiagram
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bekijk grafiek 1.
In deze grafiek geven poppetjes
de gemiddelde lengtes weer.
Wat voor soort grafiek is dit eigenlijk?
In deze grafiek geven poppetjes
de gemiddelde lengtes weer.
Wat voor soort grafiek is dit eigenlijk?
A
staafgrafiek
B
lijngrafiek
C
cirkelgrafiek
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het Nederlandse poppetje is twee koppen
groter dan het Amerikaanse poppetje.
Wat zie je nog meer, als je naar de lengte
van de poppetjes in de grafiek kijkt?
Welke uitspraak klopt?
groter dan het Amerikaanse poppetje.
Wat zie je nog meer, als je naar de lengte
van de poppetjes in de grafiek kijkt?
Welke uitspraak klopt?
A
Het Nederlandse poppetje is meer dan drie keer zo groot als het Filipijnse poppetje.
B
Het Canadese poppetje is groter dan het poppetje uit het Verenigd Koninkrijk.
C
Het been van het Nederlandse poppetje is bijna net zo lang als het Filipijnse poppetje.
D
Het Filipijnse en Indiase poppetje zijn samen net zo lang als het poppetje van de Verenigde Staten.
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Er werden 1680 jongeren gevraagd of ze te veel vrijheid hebben. 10% zegt 'ja'.
Hoeveel jongeren antwoordden 'nee'?
Hoeveel jongeren antwoordden 'nee'?
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Er werden 1680 jongeren gevraagd of ze te veel vrijheid hebben. 10% zegt 'ja'.
Over hoeveel jongeren hebben we het?
Over hoeveel jongeren hebben we het?
Slide 7 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke stelling is juist?
A
Minder dan de helft vindt dat er te veel vrijheid is.
B
Meer dan driekwart van de ondervraagden is het niet eens met de stelling.
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De grafiek laat de gemiddelde groei zien van 4- tot 9-jarigen.
Willem is 8 jaar en 140 cm lang. Wat geldt voor Willem?
A
Willem is groter dan gemiddeld.
B
Willem is kleiner dan gemiddeld.
Slide 9 - Quizvraag
15 - Domein: verbanden (keuzedia)
Welke voorspelling klopt volgens de grafiek?
(er kunnen meerdere antwoorden goed zijn)
(er kunnen meerdere antwoorden goed zijn)
A
Het aantal mensen op de wereld zal blijven stijgen.
B
De groei van het aantal mensen op de wereld zal waarschijnlijk afnemen.
C
Het aantal mensen op de wereld kan in 2100 twee keer zo groot zijn als nu.
D
Het aantal mensen op de wereld kan in 2100 met 1 biljoen zijn toegenomen.
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Deze grafiek toont het maandelijkse
aantal bezoekers aan de website van
meester Collin. Ongeveer hoeveel %
van al deze bezoekjes vond plaats in
de november?
aantal bezoekers aan de website van
meester Collin. Ongeveer hoeveel %
van al deze bezoekjes vond plaats in
de november?
A
32%
B
49%
C
25%
D
40%
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke conclusie kun je trekken
uit deze grafiek?
uit deze grafiek?
A
De meeste mensen willen niet extra betalen voor een betere verpakking.
B
Ongeveer 4/10 deel van de mensen wil maximaal 10 cent bijbetalen.
C
10% van de mensen wil hooguit 40 cent bijbetalen.
D
Iedereen wil bijbetalen, als de verpakking daardoor beter open gaat.
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke dag was het verschil tussen de minimum- en maximumtemperatuur het grootst?
A
maandag
B
dinsdag
C
vrijdag
D
zaterdag
Slide 13 - Quizvraag
34 - Domein: verbanden (antwoorddia)
Bij een 2A opdracht mag je alleen een staafdiagram gebruiken als de leerlingen de waarden kunnen aflezen als punten op de grafiek die samenvallen met de rasterlijnen in de schaalverdeling.
Bij een 2A opdracht mag je alleen een staafdiagram gebruiken als de leerlingen de waarden kunnen aflezen als punten op de grafiek die samenvallen met de rasterlijnen in de schaalverdeling.
In deze grafiek zie je het aantal toeristen in een stad.
Wat is ongeveer het verschil tussen de rustigste en de drukste maand?
Wat is ongeveer het verschil tussen de rustigste en de drukste maand?
A
35.000
B
40.000
C
30.000
D
45.000
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
