Les 3.1 12 dec

 Today
  • Reflectie PWW1
  • Recap grammar:
       -  Past simple vs. past continuous
       -  Translate the sentences
  • Work on homework exercises

  • Pronunciation vocabulary 3.1

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Reflectie PWW1
  • Recap grammar:
       -  Past simple vs. past continuous
       -  Translate the sentences
  • Work on homework exercises

  • Pronunciation vocabulary 3.1

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulary
Coursebook page 109

    Pronunciation vocabulary 3.1
    Repeat the words

    Slide 2 - Tekstslide

    Past simple 
    vs.
    Past continuous

    Slide 3 - Tekstslide

    Past simple 
    Vorm:

    1. Werkwoord + -ed
    2. Onregelmatig werkwoord (2e uit het rijtje)

    Gebruik:
    Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen
    Columbus discovered America in 1492.
    They went to the park yesterday.

    Slide 4 - Tekstslide

    Past simple 
    Signaalwoorden:

    yesterday
    in .... (jaartal)
    the other day/week
    this morning
    on .... (dag)
    ago
    last
    earlier

    Slide 5 - Tekstslide

    Past continuos
    Vorm:

    was/were + werkwoord + -ing
    (She was talking)
    Gebruik:
    Iets was in het veleden een tijdje aan de gang en is nu afgelopen

    Julia was doing her homework yesterday morning.

    They were talking to the teacher.

    Slide 6 - Tekstslide

    Past continuous
    Gebruik samen in de zin:
    om aan te geven dat iets gebeurde (onderbreking: past simple) terwijl er al iets anders aan de gang was (past continuous)

    She saw him when she was running laps.
    You called me while I was having a bath.
    I was waiting for my friends when it started to snow.

    Slide 7 - Tekstslide

    Past continuous
    Signaalwoorden:

    when
    while

    Slide 8 - Tekstslide

    Translate
    1. Jack werkte in(=at) de supermarkt toen hij zijn vrouw ontmoette. 
    2. Terwijl George zijn fiets buiten repareerde(=repair), begon het te sneeuwen.
    3. Susie was een film aan het kijken toen ze een geluid hoorde.
    4. Ik denk dat ze haar nieuwe hoed droeg toen ik haar in(=at) de dierentuin zag.
    5. Terwijl ze een lied aan het zingen was, viel de baby plotseling in slaap.
    timer
    6:00

    Slide 9 - Tekstslide

    Translate
    1. Jack was working at the supermarket when he met his wife.
    2. While George was repairing his bike outside, it began to snow.
    3. Susie was watching a film/movie when she heard a noise.
    4.  I think she was wearing her new hat when I saw her at the zoo.
    5. While she was singing a song, the baby suddenly fell asleep.

    Slide 10 - Tekstslide

    Do the exercises
    Work on exercises
    Do: Exercise 1 (GB page 14)
    Finished?
    Study: Vocabulary 3.1 (CB page 109/Quizlet)

    Do: Exercise 4 & 5A (WB page 83-84)

    Slide 11 - Tekstslide