Les 3 B1

Les 3 B1
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 3 B1

Slide 1 - Tekstslide



Interview een collega/ vriendin in het Nederlands (zie de volgende dia)

- Kies 6 vragen uit
- Schrijf de antwoorden op in je eigen woorden
- Neem dit mee naar de volgende les




Slide 2 - Tekstslide

Vragen: Interview met een vriend(in) of collega

1 Waar komt je voornaam vandaan?
2 Wat doe je in je vrije tijd?
3 Wie zou je een dag willen zijn?
4 Welk dier zou je willen zijn?
5 Waar ben je trots op?
6 Is er een les de je hebt geleerd?
7 Waar heb je een hekel aan?
8 Wat weten weinig mensen van je?
9 Wat vind je een mooi woord in het Nederlands?
10 Wat vind je een moeilijk woord in het Nederlands?
11 Wat is je grootste droom?
12 Wat is je beste eigenschap?
13 Hoe ziet je leven er over tien jaar uit?
14 Wat waren je goede voornemens voor dit jaar?

Slide 3 - Tekstslide

Eigenschappen:

Welke eigenschappen staan er in de vocabulaire?
Het zijn er 8.

Welke eigenschap past bij jou?







Slide 4 - Tekstslide

Opdrachten boek
M opdracht 3 en 4

Slide 5 - Tekstslide

Eigenschappen H1
grappig                                                              muzikaal
sterk                                                                   persoonlijk
gevaarlijk
ernstig
vrolijk
bescheiden
geduldig

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 6
Woordvorming

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica structuur zinnen
Volgorde:
subject - persoonsvorm - rest

Voorbeeld:
Ik koop een nieuwe fiets.
Ik heb een nieuwe fiets gekocht.

Slide 8 - Tekstslide

Volgorde:
subject - persoonsvorm - tijd - plaats

Ik was vorig weekend in Polen.
Vorig weekend was ik in Turkije.


Voorbeeldzinnen, welke structuur zit er in de zinnen?

Vanochtend ben ik op de fiets naar mijn werk gegaan.
Ik heb vanochtend de krant gelezen.
Volgende week gaan we naar de verjaardag van mijn oma.




Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 7 en 8
Oefen met de volgende zinnen. Let goed op de juiste structuur.

1 Subject - persoonsvorm - rest - tweede werkwoord

2 Ander element - persoonsvorm - subject - rest - tweede werkwoord

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica conjuncties 1
Conjuncties verbinden 2 zinnen met elkaar. Er zijn twee gevallen. Hoofdzin + hoofdzin/ Hoofdzin + bijzin

Hoofdzin + hoofdzin: Deze zinnen woorden verbonden met de conjuncties: want - of- en - maar - dus (WOEMD)

De structuur is: subject - persoonsvorm - rest 



Slide 11 - Tekstslide

Deze conjuncties geven een bepaald doel aan:

En = Plakt 2 zinnen aan elkaar ( to connect)
Of = Keuze (choice)
Maar = Tegenstelling (contradiction)
Want = Reden/ Oorzaak (cause)
Dus = conclusie (conclusion)



Slide 12 - Tekstslide

Grammatica conjuncties 2
Hoofdzin en bijzin: Deze zinnen worden verbonden met de volgende conjuncties: omdat - als - toen - zodat - voordat - nadat - totdat - terwijl -  zodra - hoewel       

De structuur is in de bijzin: conjunctie - subject - rest - werkwoord(en)

Let op: Begint de zin met een bijzin (conjunctie) dan krijgt de hoofdzin 
persoonsvorm - subject  - rest - tweede werkwoord      (zie ook blz. 32 en 33)                    

Slide 13 - Tekstslide

Oefening:

Kies tussen: en, of, maar, want, dus

Ik ga zondag naar de film of naar mijn ouders
Ik ga naar mijn ouders, dus ik moet vroeg opstaan.
Ik moet vroeg opstaan, ...............................................................

Slide 14 - Tekstslide

Conjuncties: Hoofdzin en bijzin

1 omdat                                            6 totdat
2 als                                                   7 terwijl
3 toen                                               8 zodat
4 voordat                                         9 zodra
5 nadat                                             10 hoewel

Slide 15 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden 
Zet de zinnen in de verleden tijd
1 Ik (denken) ..........dat ik vandaag (moeten) ........... werken. 
2 We (dragen) ...........een lange broek en zwart shirt.
3 Hij (houden van) ........... gele bloemen.
4 (Krijgen) ........... jullie ook een cadeautje?
5 De tijd (stilstaan) ...............................
6 (Weten) ...............je dat niet?
7 Ze (zingen)................altijd zo mooi!

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk:

Neem de les goed door.
Leer goed de vertalingen van de conjuncties.



Opdrachten maken:
10, 12, 13, 14


Slide 17 - Tekstslide