In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Autisme en Schizofrenie volgens de DSM 5
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Je kunt benoemen welke criteria volgens de DSM 5 passen bij een autismespectrumstoornis. Je kunt benoemen welke criteria volgens de DSM 5 passen bij schizofrenie.
Slide 2 - Tekstslide
Begin de les door de leerdoelen te benoemen.
Wat weet je al over autisme en schizofrenie?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de DSM 5?
De DSM 5 is het handboek dat gebruikt wordt om psychiatrische stoornissen te classificeren.
Slide 4 - Tekstslide
Geef een korte uitleg over wat de DSM 5 is.
Autismespectrumstoornis
Persistente tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in verschillende contexten. Beperkte, zich herhalende patronen van gedrag, interesse, of activiteit.
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijf de criteria voor autismespectrumstoornis volgens de DSM 5.
Autismespectrumstoornis (vervolg)
Symptomen kunnen leiden tot significante beperkingen in sociaal, beroepsmatig of ander functioneren. Symptomen worden niet beter verklaard door een verstandelijke beperking of globale ontwikkelingsachterstand.
Slide 6 - Tekstslide
Geef verdere toelichting op de criteria voor autismespectrumstoornis.
Schizofrenie
Twee (of meer) van de volgende symptomen, waarvan ten minste één van de symptomen 1, 2 of 3 moet zijn: 1) Wanen, 2) Hallucinaties, 3) Onsamenhangende spraak, 4) Ernstig chaotisch of katatoon gedrag, 5) Negatieve symptomen.
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf de criteria voor schizofrenie volgens de DSM 5.
Schizofrenie (vervolg)
Symptomen duren langer dan 6 maanden. Er is significante beperking in sociaal, beroepsmatig of ander functioneren. Symptomen worden niet beter verklaard door een middelengebruik of een andere medische aandoening.
Slide 8 - Tekstslide
Geef verdere toelichting op de criteria voor schizofrenie.
Autisme vs Schizofrenie
Autisme en schizofrenie zijn beide psychiatrische aandoeningen, maar hebben verschillende symptomen en criteria volgens de DSM 5.
Slide 9 - Tekstslide
Vergelijk de criteria voor autisme en schizofrenie en benadruk de verschillen.
Interactief element
Laat de leerlingen in groepjes de criteria voor autisme en schizofrenie bespreken en vergelijken.
Slide 10 - Tekstslide
Geef instructies voor een groepsopdracht waarbij leerlingen de criteria voor autisme en schizofrenie bespreken en vergelijken.
Behandeling van autisme
Er is geen genezing voor autisme, maar er zijn wel verschillende behandelingen die kunnen helpen bij het verminderen van de symptomen. Voorbeelden zijn: gedragstherapie, sociale vaardigheidstraining en medicatie.
Slide 11 - Tekstslide
Geef een korte uitleg over mogelijke behandelingen voor autisme.
Behandeling van schizofrenie
Behandeling van schizofrenie omvat vaak antipsychotica, psychotherapie en sociale vaardigheidstraining. Patiënten met schizofrenie hebben vaak langdurige behandeling nodig.
Slide 12 - Tekstslide
Geef een korte uitleg over mogelijke behandelingen voor schizofrenie.
Risicofactoren voor autisme
Risicofactoren voor autisme zijn onder andere genetische factoren, vroeggeboorte en een hogere leeftijd van de ouders.
Slide 13 - Tekstslide
Beschrijf de risicofactoren voor autisme.
Risicofactoren voor schizofrenie
Risicofactoren voor schizofrenie zijn onder andere genetische factoren, complicaties tijdens de zwangerschap, geboorte en kindertijd, en drugsmisbruik.
Slide 14 - Tekstslide
Beschrijf de risicofactoren voor schizofrenie.
Interactief element
Laat de leerlingen in groepjes risicofactoren voor autisme en schizofrenie bespreken en vergelijken.
Slide 15 - Tekstslide
Geef instructies voor een groepsopdracht waarbij leerlingen de risicofactoren voor autisme en schizofrenie bespreken en vergelijken.
Misvattingen over autisme
Er zijn veel misvattingen over autisme, zoals dat mensen met autisme geen emoties hebben of geen interesse hebben in sociale interactie.
Slide 16 - Tekstslide
Beschrijf enkele misvattingen over autisme.
Misvattingen over schizofrenie
Er zijn veel misvattingen over schizofrenie, zoals dat mensen met schizofrenie gevaarlijk zijn of dat ze een gespleten persoonlijkheid hebben.
Slide 17 - Tekstslide
Beschrijf enkele misvattingen over schizofrenie.
Interactief element
Laat de leerlingen in groepjes enkele misvattingen over autisme en schizofrenie bespreken en weerleggen.
Slide 18 - Tekstslide
Geef instructies voor een groepsopdracht waarbij leerlingen enkele misvattingen over autisme en schizofrenie bespreken en weerleggen.
Video
Laat de leerlingen een video zien van iemand met autisme of schizofrenie die vertelt over zijn/haar ervaringen.
Slide 19 - Tekstslide
Zoek een geschikte video om te laten zien aan de leerlingen en geef instructies voor het bekijken ervan.
Quiz
Laat de leerlingen een quiz maken om te testen wat ze hebben geleerd over autisme en schizofrenie.
Slide 20 - Tekstslide
Maak een quiz met vragen over de criteria, behandelingen, risicofactoren en misvattingen van autisme en schizofrenie.
Conclusie
Je hebt geleerd welke criteria volgens de DSM 5 passen bij een autismespectrumstoornis en schizofrenie. Je weet ook meer over behandelingen, risicofactoren en misvattingen van deze aandoeningen.
Slide 21 - Tekstslide
Rond de les af door de belangrijkste punten nogmaals te benadrukken.
Evaluatie
Vraag de leerlingen om feedback over de les en de opdrachten.
Slide 22 - Tekstslide
Geef instructies voor het geven van feedback en gebruik deze feedback om de les te verbeteren.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 23 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 24 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 25 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.