Zugspitze Schritt 37-19-9-Vokabeln-woots-Modalverben

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgabe war:
Fertig haben = Schritt 37: Aufgabe 3B, 5 und 7 (online oder im Buch)
Lernen: Schritt 37, Aufgabe 3 Vokabeln (let op de Tipp!)
Kaarten: 3v-Zugspitze-Schritt37-Vokablen | Quizlet

Slide 2 - Tekstslide

Let op: je moet morgen deze opdrachten online af hebben, anders moet je ze na jouw laatste les in 116 afmaken: 
Schritt 36: Aufgabe 1-4; 
Schritt 37: Aufgabe 2b+c, 3, 5, 6 und 7

Slide 3 - Tekstslide

Ich kenne die Vokablen von Schritt 37:
1. Geht zu www.woots.nl
2. Direkt einloggen via Entree (=Magister)
3. Macht die Aufgabe, ihr habt 10 Minuten Zeit
Fertig? Abgeben = Inleveren (pijl aan linke kant)
=> Denkt nach: welche Modalverben und Formen kennt ihr auf Deutsch? 
=> können: ich kann, ...

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lernziele
1) Schreiben: 
  • Ich kann eine einfache, persönliche Nachricht schreiben (A2-Niveau)
Wiederholung: Modalverben

Slide 6 - Tekstslide

Modalverben 
können           kunnen
mögen            leuk vinden/lusten
dürfen             mogen --> toestemming hebben
wollen              willen 
wissen             weten
müssen           moeten/noodzaak/moet van jezelf
sollen                moeten/bevel (moet van een ander)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij wir en Sie, sie meervoud?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ihr?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(houden van) Wir ........... Pizza.

Slide 12 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Ich ............... gut kochen.

Slide 13 - Open vraag

Er........... (willen) in die Stadt fahren.

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(weten) Du ........... nicht warum er nicht kommt.

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mogen) Ihr........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 16 - Open vraag

Wir ......... (moeten) morgen einkaufen.

Slide 17 - Open vraag

Sie (mv) .........(moeten) ihre Zimmer aufräumen, sagt ihre Mutter.

Slide 18 - Open vraag

Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(willen) Er ..... noch Hausaufgaben.
A
woll
B
wollt
C
willt
D
will

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(moeten) Ich ....... meine Zähne putzen.
A
muss
B
müss
C
musse
D
müsse

Slide 21 - Quizvraag

Und jetzt du:
Macht im Buch diese Aufgabe:
Schritt 40, Aufgabe 4 A und B, Seite 49/50
= Ich kann die Modalverben benutzen

Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgabe:
- Lernen/wiederholen: Modale Verben (t.t. en volt. tijd) = Seite 194/195 1J-1K
+ Machen: Schritt 40, Aufgabe 4 A und B, Seite 49/50 (kann auch online)

=> Let op: je moet morgen online deze opdrachten af hebben, anders moet je ze na jouw laatste les in 116 afmaken: 
Schritt 36: Aufgabe 1-4; Schritt 37: Aufgabe 2b+c, 3, 5, 6 und 7
(in het boek gemaakt? Laten zien, anders schrijf ik HV op)
+ Schritt 40, Aufgabe 4 A und B, Seite 49/50 (online of in jouw boek)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide