,

Mavo 2 les 67

Welkom!
1
WELKOM!
2
  iPad
Leg op tafel:
Log in:
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
WELKOM!
2
  iPad
Leg op tafel:
Log in:

Slide 1 - Tekstslide

  • Lezen op nu.nl
  • Dictee
  • Instructie
  • Zelfstandig werken
  • Instructie
  •  Afsluiting
Vandaag
Cursus 1 meer dan lezen afronden.
§ 4 + 5 De brug meestromen
 Huiswerk:
Programma:

Slide 2 - Tekstslide

Nieuws lezen op nu.nl
Kies een artikel uit dat je interessant vindt, we bespreken er zo een paar. 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Dictee

Slide 4 - Tekstslide

Dictee
* district
* gasexplosie
* appartementencomplex
* stabiliseren
*  trams

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Zinnen hebben met elkaar te maken!
Tussen de ene en de andere zin zit een verband. 

Signaalwoorden zorgen voor dit verband.
Signaalwoorden geven een signaal aan de lezer, let op
er komt een opsomming, een tegenstelling, een oorzaak
en gevolg of een conclusie!


Slide 7 - Tekstslide

Verbanden krijg je door signaalwoorden te gebruiken. 

1. opsomming
2. oorzaak en gevolg
3. tegenstelling
4. conclusie
Komt voor in de teksten die jullie lezen!

Slide 8 - Tekstslide

1. Tekstverband 1
Wat heb je allemaal nodig om
deeg voor een cake te maken? 

Slide 9 - Tekstslide

1. Opsomming
Als je een cake bakt, heb je nodig: 
250 g cakemeel, 250 g ongezouten roomboter, 
250 g fijne kristalsuiker, 1 mespunt zout en 5 middelgrote eieren.

Allereerst doe je de boter, suiker en het zout in een beslagkom, vervolgens klop je het geheel in 10 minuten met een mixer tot een luchtig deeg. Daarna klop je één voor één de eieren  door het mengsel. Tot slot voeg je het meel toe. Je deeg is nu klaar.


Slide 10 - Tekstslide

1. Signaalwoorden opsomming

En, 
ook, 
ten eerste, ten tweede, 
eerst,
vervolgens, 
daarna
als laatste, ten slotte, tot slot






Allereerst doe je de boter, suiker en het zout in een beslagkom, vervolgens klop je het geheel in 10 minuten met een mixer tot een luchtig deeg. Daarna klop je één voor één de eieren  door het mengsel. Tot slot voeg je het meel toe. Je deeg is nu klaar.

Verband = Opsomming

Slide 11 - Tekstslide

2. Tekstverband 2

Wat is hier gebeurd????

Slide 12 - Tekstslide

2. Oorzaak-gevolg

Mijn cake is verbrand, doordat ik de oven op 300 graden had gezet. 

Doordat ik de oven op 300 graden had gezet, is de cake verbrand. 

Verband = oorzaak en gevolg. 

Slide 13 - Tekstslide

2. Signaalwoorden oorzaak en gevolg
• want
• doordat
• daardoor
• waardoor
• dat komt door
• dat heeft alles te maken met
• door (dit alles)
• op grond van
• ten gevolge van
• als gevolg van





Mijn cake is verbrand, doordat ik de cake te laat uit de oven heb gehaald. 

Doordat ik de cake te laat uit de oven heb gehaald, is hij verbrand. 

Verband: oorzaak en gevolg. 

Slide 14 - Tekstslide

3. Tekstverband 3
Wat is het verschil tussen deze twee cakes?

Slide 15 - Tekstslide

3. Tegenstelling
Mijn cake is zwart, maar de cake van 
mijn vriendin is mooi bruin. 

Slide 16 - Tekstslide

3. Signaalwoorden tegenstelling

Zo, 
in vergelijking met, soortgelijk(e),
maar, 
echter
hoewel
Mijn cake is zwart, maar de cake van mijn vriendin is mooi bruin. 

Slide 17 - Tekstslide

4. Tekstverband 4
Mijn cake is verbrand, dus hij is niet lekker. 
Kortom, mijn cake is mislukt.

Slide 18 - Tekstslide

4. Conclusie
Mijn cake is verbrand, dus hij is niet lekker. 
Kortom, mijn cake is mislukt.

Slide 19 - Tekstslide

4. Conclusie

concluderend, 
tot slot,
dus,
dat betekent, 
kortom,
samengevat,
al met al
De oven stond te hoog, dus de cake is verbrand. Al met al, de cake is niet lekker.  
Kortom, mijn cake is mislukt.

Slide 20 - Tekstslide

1. Opsomming

  • En,
  • ook,
  • ten eerste, ten tweede,
  • eerst,
  • vervolgens,
  • daarna
  • als laatste, ten slotte, tot slot


3. Tegenstelling
  • Zo,
  • evenals,
  • in vergelijking met, soortgelijk(e),
  • maar,
  • echter
  • Hoewel

2. Oorzaak en gevolg
  • want
  •  doordat
  • daardoor
  •  waardoor
  •  dat komt door
  •  dat heeft alles te maken met
  • door (dit alles)
  • als gevolg van

4. Conclusie
  • concluderend,
  • tot slot,
  • dus,
  • dat betekent,
  • kortom,
  • samengevat,
  • al met al

Slide 21 - Tekstslide

Zinsverbanden  
1. opsomming


2. oorzaak en gevolg


3. tegenstelling


4. conclusie
            +           +

                 =


                 =

Slide 22 - Tekstslide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Cursus 1 afronden
Hoe:
Online route B
Daarna route A of C
Hulp:
Vinger in de lucht of schoudermaatje
Tijd:
10 minuten
Klaar:
De brug mee § 4 + 5

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Cursus 1 Meer dan lezen §1 t/m §5 is klaar.
De Brug meestromen §2 t/m §5 is klaar.













timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

KERNZINNEN
Kernzin = hoofdzaak
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin? 
  • De 1e zin is de kernzin.
  • De 2e zin van een alinea is de kernzin.
  • De laatste zin van de alinea is de kernzin.


Slide 25 - Tekstslide

Kernzin:
  • Vaak 1e zin van een alinea
  • volgende zinnen zijn vaak toelichting, uitleg, voorbeeld op de kernzin
Hoofdzaken:
  • belangrijkste info over het onderwerp, staat vaak in de kernzin


Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Cursus 1 Meer dan lezen §1 t/m §7 is klaar.
De Brug meestromen §2 t/m §5 is klaar.













timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide