Unit 1 uitleg present simple/continuous

Deze les:
- recap past simple/present perfect
- present simple/present continuous
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les:
- recap past simple/present perfect
- present simple/present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 2 - Quizvraag

Present perfect:

Hoe maak je een present perfect?
A
hele werkwoord + -ed. (worked)
B
shit rule= hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord

Slide 3 - Quizvraag

Past Simple:

Hoe maak je een past simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 4 - Quizvraag

Past simple <> Present perfect
She ... chess last night.
A
played
B
has played
C
did play
D
she have played

Slide 5 - Quizvraag

Past simple <> Present perfect

______ a decision yet?
A
Did you made
B
Have you made
C
Did you make
D
Made you

Slide 6 - Quizvraag

Past simple / Present perfect
..... you ...... my keys?
A
Did ..... see
B
Have .... seen
C
Have .... see
D
Did .... seen

Slide 7 - Quizvraag

Past Simple <> Present Perfect:
I ..... just ..... my telephone call.
A
has just finished
B
have just finished
C
did just finish
D
am just finishing

Slide 8 - Quizvraag

Past Simple <> Present Perfect
I _________ that before.
A
did never
B
do
C
didn't
D
have never done

Slide 9 - Quizvraag

Past simple / Present perfect

I (walk) to school yesterday
A
have walked
B
walked
C
walk
D
am walking

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous?
A
(right) now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 20 - Quizvraag

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Present Simple
Present Continuous

Slide 24 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
She usually __________ (walk) to school.
A
walks
B
is walking

Slide 25 - Quizvraag

Usually = normaal gesproken. Het geeft dus een gewoonte aan = present simple!

Slide 26 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
__________ (he / watch) the news regularly?

A
Does he watch
B
Is he watching

Slide 27 - Quizvraag

Regularly geeft aan dat iets regelmatig gebeurt = present simple

Slide 28 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
The school bag ________ (be) very heavy.
A
is
B
is being

Slide 29 - Quizvraag

Dit is een feitje, present simple = IS

Slide 30 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
Look! He _______ (leave) the house.
A
leaves
B
is leaving

Slide 31 - Quizvraag

Look! Is een signaalwoord voor de present continuous!

Slide 32 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
You usually _________ (arrive) late.
A
arrive
B
are arriving

Slide 33 - Quizvraag

Usually geeft aan dat iets normaal is, dus de present simple

Slide 34 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
Every Sunday we _______ (go) to see my grandparents.
A
go
B
are going

Slide 35 - Quizvraag

Every Sunday = dus vaker = present simple

Slide 36 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
Julie ________ (sleep) right now.
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 37 - Quizvraag

Right now = signaalwoord voor de present continuous

Slide 38 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
We _________ (play) Monopoly at the moment.
A
play
B
are playing

Slide 39 - Quizvraag

At the moment = nu, op dit moment = present continuous

Slide 40 - Tekstslide

I usually ... (work) as a cashier but this week I ...( bake) bread.
A
worked - have baked
B
work - am baking
C
have worked - bake
D
had worked - baked

Slide 41 - Quizvraag

Usually = normaal gesproken, dus simple present
BUT this week (uitzondering): iets wat alleen deze week gebeurt = present continuous

Slide 42 - Tekstslide

Homework
Magister

Slide 43 - Tekstslide