In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
BS 4 Natuurbeheer
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Programma:
Terugkijken BS 3
Biodiversiteit en natuurbeheer
Slide 2 - Tekstslide
Opdracht 6 en 7
Slide 3 - Tekstslide
Relaties tussen soorten
Symbiose:
samenlevingsvorm tussen soorten (anders dan voedselrelatie).
Hier zijn drie verschillende vormen van.
Voorbeeld:
Stel ik heb autovervoer nodig en ik heb geen auto. Welke opties heb ik?
Slide 4 - Tekstslide
Ik kan een taxi nemen
Mutualisme (beide voordeel)
ik:
taxichauffeur:
Slide 5 - Tekstslide
Ik kan liften
Commensalisme (gast voordeel, gastheer geen voor- of nadeel)
ik:
chauffeur:
Slide 6 - Tekstslide
Ik kan een auto stelen
Parasitisme (gast voordeel, gastheer nadeel)
ik: parasiet
eigenaar: gastheer
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Welke vorm van symbiose denk je dat je zag?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
D
Visalisme
Slide 9 - Quizvraag
De relatie tussen mensen en teken is een voorbeeld van ...
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
Slide 10 - Quizvraag
BS 4 Natuurbeheer
Leerdoel:
Je kunt verklaren dat veel natuur in Nederlands is ontstaan door ingrijpen van de mens
Je kunt manieren noemen waarop mensen in Nederland de natuur behouden, beschermen en herstellen.
Slide 11 - Tekstslide
Relaties met de omgeving
Slide 12 - Tekstslide
Inrichting van onze omgeving
bijvoorbeeld:
landbouw
aangeplante bossen voor bosbouw en recreatie
energiewinning
waterbeheer zoals dijken en sloten
Wanneer het landschap helemaal is gevormd door de mens spreek je van een Cultuurlandschap
Slide 13 - Tekstslide
Natuurbescherming
Behouden en/of ontwikkelen van natuur en biodiversiteit door:
vergroten natuurgebieden
natuurgebieden met elkaar verbinden
variatie in het landschap brengen
Slide 14 - Tekstslide
Natuurbescherming
Natuurbehoud = maatregelen nemen om te voorkomen dat natuur verdwijnt of onder druk komt te staan. Bijv. hoe behouden we natuur terwijl steden groeien?
Natuurbeheer = menselijk ingrijpen ten behoeve van optimale leefomstandigheden voor planten en dieren. Bijv. grote grazers die grassen laag houden, zodat andere planten meer licht hebben.
Natuurontwikkeling = natuur beïnvloeden door eerst menselijk ingrepen te doen en daarna de natuur haar gang laten gaan. Bijv. de Marker wadden
Slide 15 - Tekstslide
Landbouw:
akkerbouw
tuinbouw
veeteelt
Land gebruikt voor planten en dieren voor menselijk gebruik
Slide 16 - Tekstslide
Biodiversiteit
De variatie aan planten en dieren.
In het regenwoud is de biodiversiteit groot
Bij een grote biodiversiteit is het ecosysteem stabiel
Slide 17 - Tekstslide
Biodiversiteit
Verlies biodiversiteit
-> ecosysteem aangetast
Slide 18 - Tekstslide
Herintroductie
= terugbrengen van een dier/ plantensoort in een land
maatregel om de bedreigde soorten weer in aantal te laten toenemen.
Slide 19 - Tekstslide
Een grasland met 75 verschillende soorten grassen en kruiden of een zee met 75 verschillende soorten vissen. Welke heeft naar jouw mening een hogere biodiversiteit?
Een grasland met 75 verschillende soorten grassen en kruiden
Een zee met 75 verschillende soorten vissen
De biodiversiteit is gelijk
Slide 20 - Poll
Een bos van 99 eikenbomen en 1 beukenboom of een bos met 50 eikenbomen en 50 beukenbomen. Welke heeft naar jouw mening een hogere biodiversiteit?
Een bos van 99 eikenbomen en 1 beukenboom
Een bos met 50 eikenbomen en 50 beukenbomen
De biodiversiteit is gelijk
Slide 21 - Poll
Een vijver met 6 verschillende vissoorten of een vijver met 4 verschillende vissoorten en 2 amfibiesoorten. Welke heeft naar jouw mening een hogere biodiversiteit?
Een vijver met 6 verschillende vissoorten
Een vijver met 4 verschillende vissoorten en 2 amfibiesoorten
De biodiversiteit is gelijk
Slide 22 - Poll
Een schip ligt al meer dan driehonderd jaar op de bodem voor de kust van Australië. Leg uit waarom dit schip voor een grotere biodiversiteit zorgt.