Werkwoordspelling pv tt en vd

Werkwoordspelling
- pv (tegenwoordige tijd), voltooid deelwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
- pv (tegenwoordige tijd), voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

De persoonsvorm
Hoe vind je de pv?
  1. Maak van de zin een vraagzin. De pv staat dan vooraan.
  2. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom). Het ww dat verandert, is de pv.
  3. Verander de zin van tijd (tegenwoordige tijd naar verleden tijd of andersom). Het ww dat verandert, is de pv.

Slide 2 - Tekstslide

Theorie - tegenwoordige tijd
Drie vormen:
  • ik of je/jij achter pv   >   stam
  • hij/zij/het/je/jij            >   stam + t
  • wij/jullie/zij (mv)        >   infinitief (hele werkwoord)

  • Let op: de stam vind je door het hele ww  -  en te doen. Soms moet je de stam wel nog wat aanpassen > rennen = ik ren


Slide 3 - Tekstslide

..... je over een paar maanden veertien?
A
Word
B
Wordt

Slide 4 - Quizvraag

..... je moeder net zo veel van jou als van je broer?
A
Houd
B
Houdt

Slide 5 - Quizvraag

Theorie - voltooid deelwoord
  • Sterke werkwoorden: klank verandert > winnen - gewonnen
  • Zwakke werkwoorden (stappenplan):                                                   1. hele werkwoord                                                                                           2. - en                                                                                                                 3. staat de laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?                            Ja     > t       (werken > gewerkt)                                                                   Nee > d      (geloven > geloofd)

Slide 6 - Tekstslide

De overvaller is ..... (ontmaskeren).

Slide 7 - Open vraag

Opdracht (samen)
1. Toen de kandidaat hoorde dat hij afgewezen was, zuch.......e hij en ging teleurgesteld de deur uit.
2. Dieren die dreigen uit te sterven, worden door het Wereldnatuurfonds bescherm....... .
3. Ons bedrijf verzen.......  de goederen bij voorkeur per koerier.
4. Het gras was letterlijk verschroei.......  door de zon.
5. Toen Sanne en Thomas gingen trouwen, rich.......en ze hun appartement heel gezellig in.
Vul in: dd - d - dt - t - tt

1. Toen de kandidaat hoorde dat hij afgewezen was, zuch.......e hij en ging teleurgesteld de deur uit.

 
2. Dieren die dreigen uit te sterven, worden door het Wereldnatuurfonds bescherm....... .



Slide 8 - Tekstslide

Opdracht (samen)
1. Toen de kandidaat hoorde dat hij afgewezen was, zuch.......e hij en ging teleurgesteld de deur uit.
2. Dieren die dreigen uit te sterven, worden door het Wereldnatuurfonds bescherm....... .
3. Ons bedrijf verzen.......  de goederen bij voorkeur per koerier.
4. Het gras was letterlijk verschroei.......  door de zon.
5. Toen Sanne en Thomas gingen trouwen, rich.......en ze hun appartement heel gezellig in.
Opdracht (samen) > vul in: dd - d - dt - t - tt

3. Ons bedrijf verzen....... de goederen bij voorkeur per koerier.

4. Het gras was letterlijk verschroei....... door de zon.

5. Toen Sanne en Thomas gingen trouwen, rich.......en ze hun appartement heel gezellig in.

Slide 9 - Tekstslide

1. Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.

Slide 10 - Open vraag

2. ... (verblinden) de laagstaande zon de chauffeur van het bestelbusje?

Slide 11 - Open vraag

3. Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).

Slide 12 - Open vraag

4. De zakenman ... (trachten) zijn ... (inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te ... (verhuren).

Slide 13 - Open vraag

Heeft Erik jou die brief (e-mailen)?

Slide 14 - Open vraag

Wij ..... (juichen) toen de voetballer een goal maakte.
A
juichten
B
juichden

Slide 15 - Quizvraag

Vroeger ... (praten) wij nooit veel over onze emoties.
A
praten
B
pratten
C
praaten
D
praatten

Slide 16 - Quizvraag

De leerlingen ... (antwoorden) goed op de ... (stellen) vragen.
A
antwoordden, gestelde
B
antwoordde, gestelde
C
antwoordden,gestelden
D
antwoordde, gestelden

Slide 17 - Quizvraag