Ondernemend gedrag week 3

Ondernemend gedrag
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolMBOLeerjaar 2Studiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ondernemend gedrag

Slide 1 - Tekstslide

  1. Je bezit basiskennis over gedrag van mensen.
  2. Je kent basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag.
  3. Je kunt jezelf presenteren.
  4. Je kunt jezelf beoordelen op ondernemend gedrag.
  5. Je bezit kennis over belangrijke (actuele) ontwikkelingen in je werkveld.
  6. Je kunt de eigen werksituatie in beeld brengen.
  7. Je kunt verbetervoorstellen doen met betrekking tot je eigen werksituatie.
  8. Je kunt een verandering aan de hand van een stappenplan uitvoeren.
  9. Je kunt omgaan met feedback.
  10. Je kunt reflecteren op je eigen gedrag.
Leer doelen

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Schrijf een verhaal van 200 woorden over jezelf. 

Maak jouw CV

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Netwerken wat is dat?

Slide 5 - Woordweb

Je moet een kast verplaatsen die te zwaar is voor jou alleen. Wie vraag je om hulp?

Slide 6 - Woordweb

Je weet niet wat je moet doen voor school. Aan wie vraag je wat het huiswerk is?

Slide 7 - Woordweb

Je zoekt een stageplek bij een sportvereniging. Bij wie klop je aan?

Slide 8 - Woordweb

Netwerken - Hulp staat centraal
  • Iedereen naar wie jij toe kan met een hulpvraag zit in jouw netwerk.
  • Netwerk zorgt voor tips, informatie en nieuwe contacten.
  • Het doel van netwerken is om kennis, informatie en contacten te delen met anderen in het netwerk.

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende soorten netwerken
  • Voor Carriére .
  • Sociale contacten.
  • Contacted die je van informatie kunnen voorzien.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe of waar kunnen wij netwerken?

Slide 11 - Woordweb

Digitale Netwerken
  • Facebook 
  • Instagram
  • Twitter
  • Snapchat
  • Whatsapp
  • Linkedin

  • Pinterest
  • Google+
  • Teams
  • Hyves

Ga op zoek op het internet. 
Waar worden de volgende digitale netwerken voornamelijk voor gebruik.

Slide 12 - Tekstslide

Waar wordt Facebook voornamelijk voor gebruikt?
A
Sociale Netwerken
B
Carriére
C
Informatie voorziening

Slide 13 - Quizvraag

Waar wordt Instagram voornamelijk voor gebruikt?
A
Sociale Netwerken
B
Carriére
C
Informatie voorziening

Slide 14 - Quizvraag

Waar wordt Google+ voornamelijk voor gebruikt?
A
Sociale Netwerken
B
Carriére
C
Informatie voorziening

Slide 15 - Quizvraag

Waar wordt Linkedin voornamelijk voor gebruikt?
A
Sociale Netwerken
B
Carriére
C
Informatie voorziening

Slide 16 - Quizvraag

Waar wordt Teams voornamelijk voor gebruikt?
A
Sociale Netwerken
B
Carriére
C
Informatie voorziening

Slide 17 - Quizvraag

Waar wordt Hyves voornamelijk voor gebruikt?
A
Sociale Netwerken
B
Carriére
C
Informatie voorziening

Slide 18 - Quizvraag

Welke digitale netwerken gebruik jij?

Slide 19 - Woordweb

Netwerk opbouwen 
  • Netwerk op bouwen doe je al vanaf je geboorte. 

  • Het uitbouwen van je netwerk met mensen die voor jou nuttig kunnen zijn, vergt meer werk. 

  • Je vergroot je netwerk met een bepaald doel. Zorg dus dat je dat doel helder voor ogen hebt.  

  • Veel van die mensen kun je ontmoeten tijdens netwerkbijeenkomsten, trainingen, conferenties of andere grote bijeenkomsten.

Slide 20 - Tekstslide

Netwerk  onderhouden
  • Zorg voor regelmatig contact met jouw netwerk.

  • Zorg dat jouw netwerk betrouwbaar is.

  • Het is niet alleen nemen maar ook geven!

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht:  Linkedin 
  • Maak een account aan op Linkedin als je deze nog niet hebt.

  • Bewerk jouw profiel en maak connecties en netwerken die jou kunnen helpen in jouw toekomstige beroep als sportleider.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Beroepsproduct 2 - jouw netwerk
Breng jouw eigen netwerk in kaart.
· In Word: in het midden teken je een cirkel met daarin het woord ‘IK’

· Van daaruit maak je de verbindingen met mensen die jij kent. Schrijf hun naam op. Geef ook aan wat voor functie ze hebben in jou netwerk.

· Schrijf onder hun naam op waar ze werken. Dat zijn bedrijven waar je contact mee kunt hebben.

· Al die mensen kennen ook weer mensen. Probeer die verbinding ook in te vullen. Je mag verschillende kleuren gebruiken.

TIP: tik in Google in “mijn netwerk” en zoek bij afbeeldingen. Daar kom je voorbeelden tegen.

Slide 24 - Tekstslide