4H H5 zouten zouthydraten wk 51

H5 zouten
afronden zouthydraten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H5 zouten
afronden zouthydraten

Slide 1 - Tekstslide

vorige les: practicum

Slide 2 - Tekstslide


uitgevoerd: Na2CO3·x H2O (s)  --> Na2CO3   + x H2O (g)
(= zouthydraat verwarmen levert --> watervrij zout en water)
vraag: waar staat x voor?
A
gram water
B
mol water
C
mol water ten opzichte van mol Na2CO3
D
aantal waterdruppels

Slide 3 - Quizvraag

uitleg
Na2CO3·x H2O (s) --> Na2CO3 + x H2O (g)
(= zouthydraat verwarmen levert --> watervrij zout en water)
vraag: waar staat x voor?
Er staat een reactievergelijking en x staat voor het aantal H2O moleculen ten opzichte van het aantal Na2CO3 deeltjes. 
Dat kan in deeltjes, maar ook in mol.

Slide 4 - Tekstslide

opg 35
blauwkleuring
micro of macro?
A
micro, want je kunt de kleur zien met het blote oog
B
macro, want je kunt de kleur zien met het blote oog
C
micro, want zout is heel klein
D
macro, want zoutkorrels kun je voelen

Slide 5 - Quizvraag

opg 35
hydratatie van ionen
micro of macro?
A
micro, want je kunt het water zien met het blote oog
B
macro, want je kunt het water zien met het blote oog
C
micro, want een ion is te klein om te zien, het is een model
D
macro, want ionen kun je zien

Slide 6 - Quizvraag

energie diagram analyseren:
na opname van water siste het zout en het werd warm. Was er sprake van een exotherme of endotherme reactie?
A
warmte kwam vrij dus endotherm
B
warmte kwam vrij dus exotherm

Slide 7 - Quizvraag

energie diagram analyseren:
na opname van water siste het zout en het werd warm. Staan de producten hoger of lager dan de beginstoffen in het energie diagram?
A
warmte kwam vrij, dus producten staan lager
B
warmte kwam vrij, dus producten staan hoger

Slide 8 - Quizvraag

energiediagram van exotherme reactie
producten staan lager

Slide 9 - Tekstslide

Jeroen maalt een gipsen beeldje tot poeder. Hij wil het gemalen gips gebruiken om een nieuw figuurtje te maken. Wat moet hij dan achtereenvolgens doen?
A
gips is watervrij, dus water erbij doen en gebruiken
B
gips is een zouthydraat, dus eerst verhitten om water kwijt te raken
C
gips is een zouthydraat, dus verhitten en daarna water toevoegen om mee te werken
D
gips is een zouthydraat, dus eerst water toevoegen om het op te lossen

Slide 10 - Quizvraag

Calciumchloride is een zout dat wordt gebruikt om waterdamp uit de lucht op te nemen.
Hierbij ontstaat het hydraat calciumchloridehexahydraat.
Wat is de formule?
A
CaCl + 6 H2O
B
CaCl2 + 6H2O
C
CaCl*6H2O
D
CaCl2*6H2O

Slide 11 - Quizvraag


Bereken hoeveel gram water kan worden opgenomen
door 15 gram CaCl2.
hoe zet je deze berekening op?













Slide 12 - Open vraag

CaCl2 + 6H2O --> CaCl2*6H2O
gegeven:
15 gram



... mol
gevraagd:
... gram H2O



...mol
je begint met een schema
daarna vul je de gegevens in
wat is gegeven, wat is gevraagd?
welke informatie heb je nodig? 
mol-gram tabel?

Slide 13 - Tekstslide

na de uitleg zelf maken
opgave 41, 43, 44a van 5.3
we hebben al een paar details besproken

Slide 14 - Tekstslide

nieuwe term: molariteit
staat niet in boek bij H5, 
dus overnemen in je schrift als aantekening

Slide 15 - Tekstslide

molariteit = mol/L
Concentratie (mol/L): aantal mol van een deeltjessoort (molecuul, ion, zout), aanwezig in één liter oplossing.

 

Molariteit (mol/L): aantal mol van een deeltjessoort (molecuul, ion, zout), opgelost tot één liter oplossing.

Slide 16 - Tekstslide

voorbeeldje 1
  • ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water
  • de molariteit van CaCl2 is 0.5 mol/L of 0.5 M
  • ik los nu  0.5 mol CaCl2 op in 2.0 Liter water
  • wat is de molariteit van CaCl2 nu?

Slide 17 - Tekstslide

voorbeeldje 1
  • ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water
  • de molariteit van CaCl2 is 0.5 mol/L of 0.5 M
  • ik los nu  0.5 mol CaCl2 op in 2.0 Liter water
  • wat is de molariteit van CaCl2 nu?
mol
0.5
x = ...
L
2.0
1
maak een verhoudingstabel
waarin je uitrekent wat het aantal mol per 1 liter is.

Slide 18 - Tekstslide

voorbeeldje 2
ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water
de molariteit van CaCl2 is 0.5 mol/L of 0.5 M

a. wat is de molariteit van het Ca2+ ion?
b. wat is de molariteit van het Cl- ion?

Slide 19 - Tekstslide


ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water
wat is de molariteit van het Clion?
A
CaCl2 : Cl- = 1:1 dus ook 0.5 mol/L
B
CaCl2 : Ca2+ = 1:2 dus 0.5*2 = 1.0 mol/L

Slide 20 - Quizvraag


ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water
wat is de molariteit van het Ca2+ ion?
A
CaCl2 : Ca2+ = 1:1 dus ook 0.5 mol/L
B
CaCl2 : Ca2+ = 1:3 dus 0.5/3 = 0.17 mol/L

Slide 21 - Quizvraag


nu even zelf nadenken: Ik los 2.0 mol K2S op in 0.5 L water
wat is de molariteit van het K2S?
(dus: wat is het aantal mol K2S dat in 1 liter zit?)

Slide 22 - Open vraag


Zelfde situatie: Ik los 2.0 mol K2S op in 0.5 L water
wat is de molariteit van het K+ ion?
(dus: wat is het aantal mol K+ dat in 1 liter zit?)

Slide 23 - Open vraag

aantekening
molariteit = mol/L 
= aantal mol van een opgelost deeltje in mol per 1 liter
andere schijfwijzen:
M = molariteit in mol/L
[Cl-] = molariteit van Cl--ionen in mol/L
Cl- is 0.5 molair = 0.5 mol/L

Slide 24 - Tekstslide

maak in de vakantie voor de volgende les
Maak van  “hoe reken je met molariteit” 
op blz 25 van het groene boekje
:
 Opgaven 1 abcd
, 2 ab en als het lukt mag je alvast 3a proberen!

Slide 25 - Tekstslide

tot in 2021 !!!

Slide 26 - Tekstslide