Révision des articles

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme pour aujourd'hui
- Interrogation d'apprendre 5
- Évaluation de l'interrogation écrite du 13 septembre
- Révision pour l'interrogation écrite du 20 septembre
- Les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Welke 4 mogelijkheden zijn er om in het Frans 'de' of 'het' te zeggen?

Slide 3 - Open vraag

Welke 3 mogelijkheden zijn er in het Frans om 'een' te zeggen?

Slide 4 - Open vraag

Zet in het meervoud: le musée

Slide 5 - Open vraag

Zet in het meervoud: une fille

Slide 6 - Open vraag

Hoe vertaal je: Tu habites aussi dans la rue Roland?
A
Woon jij in de Roland straat?
B
Ik woon in de Roland straat.
C
Woon jij ook in de Roland straat?
D
Ben jij ook in de Roland straat?

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vertaal je: Jij bent een jongen.
A
Tu e un garçon.
B
Tu es un garçon.
C
Je suis un garçon.
D
Il est un garçon.

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal naar het Frans: Zij zijn vrienden.

Slide 9 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands: Oui, il y a une école.
A
Oh, er is een school.
B
Ja, er is een school.
C
Ja, er is een huis.
D
Ja, er is een straat.

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal naar het Frans: Zij is Nederlands.

Slide 11 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands: J'adore le collège.
A
Ik ben dol op de middelbare school.
B
Ik ben dol op school.
C
Ik hou van school.
D
Ik ben dol op colleges.

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: J'habite tout près de Paris.
A
Ik woon in Parijs.
B
Ik wil naar Parijs.
C
Ik ben dichtbij Parijs.
D
Ik woon dichtbij Parijs.

Slide 13 - Quizvraag

Évaluation de l'interrogation écrite du 13 septembre

- nous sommes i.p.v. vous êtes
- Het verschil tussen collège en école.
- j'habite = ik woon, tu habites = jij woont
- dichtbij = tout près
- Let op accenten (musée, école, tout près)!

Slide 14 - Tekstslide

Révision pour l'interrogation écrite du 20 septembre

1. D'abord, tu fais le document de la révision.
2. Après, tu apprends pour l'interrogation écrite avec Quizlet ou Wrts.

Slide 15 - Tekstslide

Interrogation écrite
  • Wat kun je verwachten:
  • 12 woordjes NL/FR
  • 6 zinnen met een vorm van 'être' erin
  • 6 zinnen FR/NL
  • Schema over lidwoorden (zie stencil)

Slide 16 - Tekstslide

Les devoirs
Pour le 20 septembre: l'interrogation écrite: apprendre 1, 2, 3, 4 et 5 de l'unité 1

Slide 17 - Tekstslide