2H3 19 mei 2021 Ch5 gr C passé composé met être

Corriger ex. 13c

  1. présent
  2. passé composé
  3. passé composé
  4. présent
  5. présent
  6. passé composé 
Corriger ex. 13d

  1. fini - geïndigd
  2. tombé - gevallen
  3. allé - gegaan
  4. rougi - gebloosd
  5. resté - gebleven
  6. choisi - gekozen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Corriger ex. 13c

  1. présent
  2. passé composé
  3. passé composé
  4. présent
  5. présent
  6. passé composé 
Corriger ex. 13d

  1. fini - geïndigd
  2. tombé - gevallen
  3. allé - gegaan
  4. rougi - gebloosd
  5. resté - gebleven
  6. choisi - gekozen

Slide 1 - Tekstslide

Les devoirs 



Dinsdag 1 juni: SO voca ABE - gr CG
Huiswerk voor de volgende les:
Maken: ex. 14cd, 16b (online), 18a, 19abc
Leren voor MO: voca E
Herhalen voca AB - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir

Slide 2 - Tekstslide


  • 13f, 14bc bespreken/nakijken


  • Neem zelf grammaire C door
  • Maak zelf ex. 14, (15*)
  • nakijken in de volgende les


Klaar? 
- Verder werken in WB B: ex. 16b (online), 16d, 18, 19abc, 20, 21
- Leren voca ABE - grammaire C



< 6,5

> 6,5

Slide 3 - Tekstslide

Corriger ex. 13f (2 - 6)
2. Paul/Marina est arrivé lundi à l'aéroport.
- vt dw = arrivé
- arrivé (arriver -r +' --> arrivé)

3. Raphael et Simon / Laura et Alicia sont allées à la plage.
- vt dw = allées
- mnl mv = -s        vrl mv = -es

Slide 4 - Tekstslide

Corriger ex. 13f (2 - 6)
4. Ils / elles sont tombés.
- tombés = voltooid deelwoord
- tombés (=mnl mv)             tombées (=vrl mv)

5. Ils /nous sommes allés à Paris.
- vt dw = allés

Slide 5 - Tekstslide

Corriger ex. 13f (2 - 6)
6. Deux femmes / deux hommes sont entrés dans le magasin.
- entrés = vt dw
- entrés (=mnl mv)               (vrl mv = -es --> entrées)

Slide 6 - Tekstslide

Corriger ex. 14b
(1) Sarah et Luc (partir) _______ ______ en vacances.
Sarah et Luc (partir) _______ ______ en vacances.
Vertaling: Sarah et Luc (vertrekken, weggaan) zijn 
hww + voltooid deelwoord

S et L zijn/hebben vertrokken op vakantie.
vt dw = partir - r = parti
ev/mv --> Sarah & Luc = mv 
Sarah & Luc (= ils) --> juiste vorm van hww être --> (ils) sont
Sarah et Luc sont parti en vacances.
!!!! hww être --> accord (-e, -s, -es) --> S &L/ils --> ( -s) --> partis --> sont partis

Slide 7 - Tekstslide

14c
gebruik het hww avoir
zoek ww op in TB blz 148
  • Il (prendre) ______ _______ le TGV. 
  • prendre = nemen
  • Hij heeft  de TGV genomen.
  • Il a pris le TGV.

Slide 8 - Tekstslide

J'ai dansé
hww = ai --> avoir (=hebben)

Ik heb gedanst
hww = heb (= hebben)



Slide 9 - Tekstslide

Corriger ex. 14c

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Les devoirs 



Donderdag 3 juni: SO voca ABE - gr CG
Huiswerk voor de volgende les:
Maken: ex. 14bc, evt 16b online
Leren voor MO: voca E
Herhalen voca AB - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir

Slide 13 - Tekstslide