In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Instructie signaalwoorden en tekstverbanden
Nieuwsbegrip online zelf maken
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je herkent tekstverbanden.
Je herkent signaalwoorden.
Je herkent signaalwoorden die bij een opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling en oorzaak-gevolg horen.
Slide 3 - Tekstslide
Begrippen
Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven.
Slide 4 - Tekstslide
Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld opsomming
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
Slide 6 - Tekstslide
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 7 - Tekstslide
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Slide 8 - Open vraag
Tijdvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld tijdvolgorde
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze hierna op.
Eerst zat ik op voetbal en later op hockey.
Slide 10 - Tekstslide
Welke signaalwoorden zie je?
Slide 11 - Open vraag
Eerst zat ik op voetbal en later op hockey.
Slide 12 - Tekstslide
Oorzaak-gevolg
Want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld oorzaak-gevolg
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze bij de
volgende dia op.
Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.
Slide 14 - Tekstslide
Welke signaalwoorden zie je?
Slide 15 - Open vraag
Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.
Slide 16 - Tekstslide
Tegenstelling
Maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld tegenstelling
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze hierna op.
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.
Slide 18 - Tekstslide
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze hierna op.
Slide 19 - Open vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.