In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Basisstof 4: spieren
Leerdoel:
Je moet de werking van spieren kunnen beschrijven
Programma:
Herhalen basisstof
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Botverbindingen
Manieren waarop botten met elkaar verbonden kunnen zijn:
Herhaling
Opbouw van het skelet door beenverbindingen
Een deel van het gewricht. De gewrichtskogel kan bewegen in de gewrichtskom.
Het andere deel van het gewricht. In de gewrichtskom beweegt de gewrichtskogel.
De gewrichtskom en de gewrichtskogel zijn beide bedekt met een laagje kraakbeen. Hierdoor kunnen de botten soepel bewegen en wordt slijtage tegengegaan.
De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. Dat is een stroperige vloeistof die werkt als een soort smeervet. Hierdoor kunnen det botten soepel bewegen.
De twee botten van een gewricht zitten met het gewrichtskapsel aan elkaar vast. Het kapsel zorgt er onder andere voor dat de botten op hun plaats blijven zitten.
Bij sommige gewrichten zitten er ook stevige kapselbanden om het gewricht heen. Deze kapselbanden helpen mee de botten op hun plaats te houden.
Opbouw van een gewricht
Type gewrichten
Kogelgewricht:
- kogel van het ene bot draait in de kom van het andere bot
-beweging in verschillende richtingen, ook draaiende bewegingen
- schouder
Scharniergewricht:
- ene bot beweegt als scharnier ten opzicht van het andere bot
-alleen een beweging heen en terug
-elleboog
Uitleg
Slide 2 - Tekstslide
Bij welke twee verbindingen is er geen beweging mogelijk?
A
Door een gewricht
B
Door een naad
C
Door kraakbeen
D
Vergroeid
Slide 3 - Quizvraag
Welke verbinding is er tussen de delen 1 en 2 in de afbeelding?
Afbeelding
A
Door een gewricht
B
Door een naad
C
Door kraakbeen
D
Vergroeid
Slide 4 - Quizvraag
Gewrichtskogel
Kapselband
Gewrichtskapsel
Gewrichtssmeer
Kraakbeenlaagje
Gewrichtskom
Slide 5 - Sleepvraag
Bij welk type gewricht is beweging in alle richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
Slide 6 - Quizvraag
Spieren door heel je lichaam:
- om botten te bewegen
- in de organen, zoals huidspiertjes en spiertjes in de darmwand
Pezen
Pezen:
- spier zit met pezen aan het bot vast
- de aanhechtingsplaats is de plek waar de pees aan het bot vastzit
- een pees kan niet samentrekken
Spieren
Spieren:
Een spier kan zich samentrekken, dan wordt de spier korter. De spier trekt dan de botten waar de spier aan vastzit naar elkaar toe. Zo onstaat beweging.
Als deze zich samentrekt, wordt hij korter en dikker. De onderarm wordt dan omhoog getrokken.
Armstrekspier
Armstrekspier (triceps):
Als deze zich samentrekt wordt hij korter en dikker. De onderarm wordt dan gestrekt.
Antagonisten:
Twee spieren die een tegengesteld effect hebben. Om een deel van je lichaam te bewegen zijn altijd minstens 2 spieren nodig.
Antagonisten
Slide 8 - Tekstslide
Een spier die zich samentrekt, wordt korter en dunner
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Raoul zegt dat antagonisten spieren zijn die elkaar tegenwerken. Soumia zegt dat antagonisten spieren zijn waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft. Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Raoul en Soumia hebben beide gelijk
B
Alleen Raoul heeft gelijk
C
Alleen Soumia heeft gelijk
D
Geen van beiden heeft gelijk
Slide 10 - Quizvraag
In de afbeelding wordt de arm gebogen. Welke spier is dan samengetrokken?
Afbeelding
A
Armbuigspier
B
Armstrekspier
C
Beide
Slide 11 - Quizvraag
Een spier kan een bot maar in één richting bewegen. Daardoor zijn er minstens twee spieren nodig om een bot te bewegen. Deze spieren hebben een tegengesteld effect op de beweging van het bot. Hoe noem je deze spieren?