Directe indirecte rede

Directe en indirecte rede
Na deze les:
  • Weet ik het verschil tussen de directe en indirecte rede
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Directe en indirecte rede
Na deze les:
  • Weet ik het verschil tussen de directe en indirecte rede

Slide 1 - Tekstslide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 2 - Tekstslide

Directe rede

- je neemt iemands woorden letterlijk over

- dit noem je een citaat

- je gebruikt  aanhalingstekens


voorbeeld:

 Ilse zei: 'Komende zondag ga ik naar Italië.' 


Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
Wanneer gebruik je de indirecte rede?

Slide 4 - Woordweb

Indirecte rede


- je geeft iemands woorden niet letterlijk weer (parafraseren)

- je gebruikt geen aanhalingstekens


Voorbeeld:

Ilse zei dat ze komende zomer naar Italië gaat.

Slide 5 - Tekstslide

2

Slide 6 - Video

02:31
Maak hiervan een indirecte rede:
Jamey zegt: 'Ik vind het leuk om met mijn hond te spelen.'
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

02:45
Schrijf de zin in de directe rede,
Jimm vraagt of ik gisteren naar de bioscoop ben geweest.
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Welke vraag staat in de directe rede?
A
Hij vroeg of hij me kon helpen.
B
Hij vroeg: "Kan ik u helpen?"

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je redelijke taal gebruikt.

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke zin is de indirecte rede gebruikt?
A
Jan zei dat hij ziek was.
B
Jan zei: dat hij ziek was.
C
Jan zei: "ik ben ziek."
D
"Jan zei ik ben ziek"

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin staat in de indirecte rede?
A
De uitgever zegt: "Het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen."
B
De uitgever zegt dat het nieuwe leerboek in januari zal verschijnen.
C
"Het nieuwe leerboek "Het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen ," dat zei de uitgever.
D
Het nieuwe leerboek zal verschijnen in januari.

Slide 13 - Quizvraag

Directe rede of indirecte rede?
Joep zei dat hij moe was.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste indirecte rede bij de zin?
A
De juf zegt: we gaan stemmen.
B
De juf zegt dat we gaan stemmen
C
De juf zegt of we gaan stemmen.

Slide 15 - Quizvraag


Wat is de correcte indirecte vraag?
A
Gaat deze trein naar Zwolle alstublieft?
B
Weet u misschien of deze trein naar Zwolle gaat?
C
Weet u of trein naar Zwolle gaat?
D
Weet u misschien of trein gaat naar Zwolle?

Slide 16 - Quizvraag


Wat is de correcte indirecte vraag?
A
Wanneer hebben we de toets?
B
Ik vraag me af wanneer toets?
C
Ik wil graag weten wanneer we de toets hebben.
D
Kunt u me zeggen wanneer we de toets hebben?

Slide 17 - Quizvraag

Mijn docent vroeg: "Vond je de toets moeilijk?"
A
Directe vraag
B
Indirecte vraag

Slide 18 - Quizvraag

Bij de indirecte rede gebruik je altijd aanhalingstekens
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Directe en indirecte rede
Na deze les:
  • Weet ik het verschil tussen de directe en indirecte rede

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de indirecte rede?

Slide 21 - Open vraag