balansmutatie

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je zeggen:
- Ik weet het verschil tussen een balans en een resultatenrekening.
- Ik kan een resultatenrekening en een eindbalans opstellen aan de hand van de balansmutaties

Slide 2 - Tekstslide

Balans en Resultatenrekening
Resultatenrekening
Balans

Slide 3 - Tekstslide

blz 124
opgave 9

Slide 4 - Tekstslide

Balansmutatie
Een verandering op de balans noem je een balansmutatie.

Er kan nooit één mutatie plaatsvinden. De balans moet namelijk altijd in evenwicht zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Balansmutaties
Balans is in evenwicht, dus kan er nooit één mutatie plaatsvinden, er zijn altijd twee veranderingen.

Bijv. debiteur Hersi betaalt de rekening door €199 over te maken van zijn bankrekening naar de bankrekening van de ondernemer.

balansmutaties:
debiteuren         - €199
banksaldo          + €199

Slide 6 - Tekstslide

Een bedrijf koopt op rekening voor € 16.000,- . 

Hij koopt iets in dus zijn voorraad zal toenemen (bezit +)
  •  Voorraad + € 16.000
Hij hoeft pas later te betalen dus hij koopt op rekening
(schuld +)
  • Crediteuren + € 16.000

  • Bedrijf betaalt € 16.000 per bank.

  • Bank neemt af met - € 16.000

  • Crediteuren neemt af met - € 16.000

Slide 7 - Tekstslide

Een kledingwinkel koopt op rekening voor € 5.090 aan kleding.
  • voorraad goederen    + € 5.090
  • crediteuren                   + € 5.090

Slide 8 - Tekstslide

Een bedrijf lost € 500 per bank af op de schuld aan de bank.

  • banksaldo -€  500
  • lening          - € 500

Slide 9 - Tekstslide

Een bedrijf betaalt per bank € 7.628 aan lonen uit.

  • bank                        - € 7.628
  • eigenvermogen - € 7.628

Slide 10 - Tekstslide

Tekst

Slide 11 - Tekstslide

Tekst

Slide 12 - Tekstslide

Tekst

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag 
opgave 1
blz. 135

Slide 14 - Tekstslide

Staan de afschrijvingen op de balans of op de resultatenrekening?
A
Balans
B
Resultatenrekennig

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen vlottende activa en vaste activa?
A
Vlottende activa staan langer dan 1 jaar op de balans
B
Vaste activa staan langer dan 1 jaar op de balans
C
Vlottende activa zijn alleen de voorraad goederen
D
Vaste Activa willen we gaan verkopen

Slide 16 - Quizvraag

De nettowinst is ...
A
afzet x verkoopprijs
B
Verkoopwaarde - inkoopwaarde
C
Totale omzet - inkoopwaarde
D
Brutowinst - bedrijfskosten

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn liquide activa?
A
Bank en kas
B
Debiteuren, bank en kas
C
Crediteuren, hypotheek en voorraad
D
Voorraad , bank en kas

Slide 18 - Quizvraag

Op een resultatenrekening staan
A
de opbrengsten en kosten
B
de ontvangsten en uitgaven
C
de bezittingen
D
het eigen vermogen

Slide 19 - Quizvraag

Je leent €500 van je tante. Wordt dit op de resultatenrekening verwerkt?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn vlottende activa ?
A
Bezittingen die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
B
Bezittingen die langer dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
C
Bezittingen en schulden die korter dan één jaar meegaan
D
Bezittingen en schulden die langer dan één jaar meegaan

Slide 21 - Quizvraag

Een financieringsplan is een overzicht van je eigen vermogen en vreemd vermogen
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat beschrijf je in een investeringsbegroting
A
De inkomsten en uitgaven
B
Opbrengsten en kosten
C
Bedrijfsmiddelen
D
Hoe je alle investeringen gaat financieren

Slide 23 - Quizvraag

Winst- en verliesrekening
Winst- en verliesrekening:
  • Kosten
        links
  • Opbrengsten
        rechts
       
De winst- en verliesrekening is ook altijd in balans en gaat over een periode!
Het verschil tussen de kosten en de opbrengsten is de winst (of het verlies).
Inkoopwaarde van de omzet = inkoopprijs x aantal verkochte producten

Slide 24 - Tekstslide

blz. 136
opgave 3

Slide 25 - Tekstslide

Tekst

Slide 26 - Tekstslide

Tekst

Slide 27 - Tekstslide

Balansmutatie blz 136 opg. 2a

Debet
  • Debiteuren neemt toe  € 789
  • Voorraad neemt af met € 435
Credit
  • Eigen vermogen neemt toe   met € 354
Resultatenmutatie

Debet (kosten)
  • Inkoopwaarde € 435

Credit (opbrengsten)
  • Omzet € 789

Slide 28 - Tekstslide

Balansmutatie blz. 136 opg. 2b

Debet
  • Bank neemt af met € 1.200

Credit
  • Eigen vermogen neemt af met € 1.200
Winst-en-verliesrekening

Debet (kosten)
  • huurkosten € 1200

Credit (opbrengsten)

Slide 29 - Tekstslide

balans                     opgave 2c

debet       
  • bank     + €1.500
  • kas        + €2.250
credit
  • eigen vermogen+ € 2.500
  • crediteuren          +€ 1.200
winst- en verliesrekening

debet
  • inkoopwaarde van de omzet   + € 12.00
credit
  • omzet                      + € 3.750

Slide 30 - Tekstslide

Maak de opdrachten 3b t/m 3i

Slide 31 - Tekstslide

Afsluiten

Slide 32 - Tekstslide