Hoofdstuk 5; par 5.2, 5.4 afronden

Hoofdstuk 5; par 5.2, 5.4 afronden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5; par 5.2, 5.4 afronden

Slide 1 - Tekstslide

(normale) afspraken in de klas
1.Je volgt de instructies op en je houd je aan de schoolregels.
2.We gaan met respect met elkaar en elkaars spullen om.
3.Naar de uitleg wordt geluisterd.
4.Je hebt je schoolmaterialen en huiswerk bij je (2 kansen).
5.Heb je commentaar, doe dit na school.
 

Slide 2 - Tekstslide

Hou je je niet aan de afspraken?
-1e keer een waarschuwing. 
-2e keer, strafwerk. Dit strafwerk wordt in somtoday gehangen.
-strafwerk vergeten? Volgende keer dubbel en mail naar ouders.
-Nogmaals vergeten? Op donderdag nakomen zonder elektronica. 

Moet ik je meer dan 2 keer waarschuwen in een les, komt er meer strafwerk.

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud les
-huiswerkcheck
-lezen uitleg vaardigheden.
-aantekening vaardigheden
-opdrachten laptop (herhaling)
-nakijken 
-oefenen begrippen

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk Check
Maak je werkboeken open.

Het huiswerk was: 
(m)wb pagina 97; vraag 4-5

Slide 5 - Tekstslide

Lees zelf 
-pagina 112 Vaardigheid14 : 'Conclusies trekken'


Slide 6 - Tekstslide

Aantekening 

(p112) Vaardigheid14 : Conclusies trekken
Gevolgen kunnen er zijn op korte en lange termijn. Conclusie trekken is het begrijpen van wat je hebt geleerd en daaruit een slim antwoord of idee halen.

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten laptop (herhaling)

Slide 8 - Tekstslide

Van wie kregen steden stadsrechten?
A
adel
B
burgers

Slide 9 - Quizvraag

Welke stadsrechten konden steden krijgen?
A
stadsmuren bouwen
B
rechtspreken
C
zelf besturen
D
een koning kiezen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van tol betalen?
A
Je moet een centje betalen om de brug te gebruiken
B
Je draait een stuk speelgoed op.

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de zin; 'stadslucht maakt vrij'
A
Burgers kregen de plichten van een horige
B
Burgers verloren de plichten van een horige

Slide 12 - Quizvraag

Wie was de baas in de stad?
A
de adel
B
Een kleine groep rijke burgers

Slide 13 - Quizvraag

Welke taak hadden schepenen niet?
A
Besturen
B
rechtspreken
C
wetten maken
D
de stadsmuur bouwen

Slide 14 - Quizvraag

Waarom gingen ze in steden steeds meer gebouwen van steen maken?
A
steden werden rijker
B
vanwege brandgevaar

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort samenleving was er in de tijd van steden en staten.
A
landbouwstedelijke samenleving
B
landbouwsamenleving

Slide 16 - Quizvraag

Een land vanuit één plek besturen noem je....
A
staatsvorming
B
centralisatie

Slide 17 - Quizvraag

Door dat koningen steeds meer ambtenaren gingen gebruiken hadden ze hun leenmannen minder nodig
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Door steeds meer staatsvorming en centralisatie moesten onderdanen ..... doen wat edelen zeiden.
A
meer
B
minder

Slide 19 - Quizvraag

Door steeds meer staatsvorming en centralisatie kregen koningen ....... te vertellen over hun onderdanen.
A
meer
B
minder

Slide 20 - Quizvraag

Door steeds meer staatsvorming en centralisatie werd het leenstelsel .... belangrijk.
A
meer
B
minder

Slide 21 - Quizvraag

Filips de goede werkte aan staatsvorming en centralisatie in de Nederlanden met één........ voor alle gewesten.
A
rechtbank
B
belasting

Slide 22 - Quizvraag

Filips de goede werkte aan staatsvorming en centralisatie in de Nederlanden met één........ die aan aan de centrale regering betaald moest worden.
A
bestuur
B
belasting

Slide 23 - Quizvraag

Welke is geen stand?
A
Geestelijkheid
B
burgerij
C
rijken
D
adel

Slide 24 - Quizvraag

Waarom kregen burgers steeds meer inspraak in het bestuur? (motief)
A
De burgers grepen met geweld de macht
B
Vorsten kregen van burgers geld en advies

Slide 25 - Quizvraag

Het meedoen aan de staten-vergadering/parlement is een recht van de burgerij.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

In welk land gebruiken ze het woord:
parlement
A
Engeland
B
Frankrijk
C
de Nederlanden

Slide 27 - Quizvraag

In welk land gebruiken ze het woord:
Staten-Generaal
A
Engeland
B
Frankrijk
C
de Nederlanden

Slide 28 - Quizvraag

Wie koos de Duitse koning?
A
keurburgers
B
keurvorsten

Slide 29 - Quizvraag

Waardoor werd graaf Willem II wel Duits koning maar geen keizer?
A
Willem stierf voordat de paus hem tot keizer kon kronen
B
De paus wilde Willem niet kronen

Slide 30 - Quizvraag

De paus bepaalde in 1122 dat de paus bisschoppen mocht benoemen.
Hierdoor had de Duitse koning minder macht.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Nakijken huiswerk.

Slide 32 - Tekstslide

WB p90 vr1

Slide 33 - Tekstslide

wb p90-91 vr2,3

Slide 34 - Tekstslide

Wb p91 vr4

Slide 35 - Tekstslide

Wb p91 vr5, 6

Slide 36 - Tekstslide

wb p96 vr1, 2

Slide 37 - Tekstslide

wb p96-97 vr3-6

Slide 38 - Tekstslide

EINDE LES

Slide 39 - Tekstslide

extra info;
/

Slide 40 - Tekstslide