Nederlands, Ba2b, Formuleren: voorbeelden geven
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
De volgende zin heeft welke volgorde?
'Marit heeft gisteren de hele dag gedanst.'
'Marit heeft gisteren de hele dag gedanst.'
A
OPA
(Ow, pv, ander zinsdeel)
B
POA
(Pv, ow, ander zinsdeel)
C
PA
(Pv, ander zinsdeel)
D
AOP
(Ander zinsdeel, ow, pv)
Slide 4 - Quizvraag
De volgende zin heeft welke volgorde?
'Marit heeft gisteren de hele dag gedanst.'
'Marit heeft gisteren de hele dag gedanst.'
A
OPA
(Ow, pv, ander zinsdeel)
B
POA
(Pv, ow, ander zinsdeel)
C
PA
(Pv, ander zinsdeel)
D
AOP
(Ander zinsdeel, ow, pv)
Slide 5 - Quizvraag
De volgende zin heeft welke volgorde?
'Gisteren heeft Marit de hele dag gedanst.'
'Gisteren heeft Marit de hele dag gedanst.'
A
POA
B
APO
C
OPA
D
PA
Slide 6 - Quizvraag
Op een schaal van 1 tot 100 is mijn huiswerk gegaan? (100 perfect, 0 totaal niet)
Slide 7 - Poll
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Waarom zijn voorbeelden goed om te gebruiken bij een geschreven tekst?
Slide 11 - Open vraag
Met welke signaalwoorden kun je een voorbeeld aankondigen?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Welke zin is beter, zin A of B?
A: Vijf op de acht mensen speelt wekelijks voetbal.
B: In 2017 hebben 1 200 500 mensen wekelijks voetbal gespeeld.
A: Vijf op de acht mensen speelt wekelijks voetbal.
B: In 2017 hebben 1 200 500 mensen wekelijks voetbal gespeeld.
A
Zin A
B
Zin B
