Herhalen Lezen H1 t/m H5

Lezen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basiskennis (brugklas)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Je bekijkt de tekst in het geheel en leest de eerste alinea.'

Welke leesstrategie wordt hier beschreven?

A
Globaal lezen
B
Oriënterend lezen
C
Precies lezen
D
Kritisch lezen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De tekstsoort is: een flyer bij de tandarts over hoe je je tanden moet poetsen.

Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het tekstdoel is: activeren

Wat is de tekstsoort?
A
Een handleiding van de Ikea
B
Een betoog over een rookverbod
C
Een zelfhulpboek
D
Een uitnodiging naar een feestje

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de twee functies van een inleiding?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende stelling waar of niet waar?

De hoofdgedachte van een tekst kun je altijd letterlijk overnemen uit de tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1 t/m H5

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord hoort bij een oorzakelijk verband?
A
Kortom
B
Zoals
C
Doordat
D
Maar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De signaalwoorden zijn:
Ten eerste, ook, verder, en.

Wat is het tekstverband?
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Doel-middel verband
D
Redengevend verband

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het argument in de volgende zin?

Ik vind Netflix erg leuk, omdat je uit veel verschillende series en films kunt kiezen.
A
'Ik vind... erg leuk'
B
'Omdat je... kunt kiezen'

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kernzin?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende stelling waar of niet waar?

Het standpunt in een betoog vind je terug in de inleiding en het slot.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instagram is een van de grootste platformen net als Tiktok.

Welk verband zie je hier?
A
Vergelijkend verband
B
Tegenstellend verband
C
Samenvattend verband
D
Doel-middel verband

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je docent zegt: 'als je te laat bent, moet je een brief je halen.'

Is dat een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instagram is leuker dan TikTok, want met Instagram kun je ook TikTok filmpjes bekijken.

Is dit een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een influencer die speciale oortjes promoot op Instagram.

Betrouwbaar of onbetrouwbaar?


A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de stelling waar of niet waar?

Een objectieve tekst staat vol met meningen en argumenten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem drie dingen waar je op moet letten als je gaat bepalen of een tekst betrouwbaar is of niet.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees deze inleiding en beantwoord op de volgende pagina een vraag over de manier waarop het onderwerp wordt geïntroduceerd:

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier introduceert de schrijver het onderwerp bij tekst: Gamen slecht voor jongeren? Echt niet!
A
Voorbeeld
B
Anekdote (verhaaltje)
C
Bijzondere situatie schetsen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees deze inleiding en beantwoord op de volgende pagina een vraag over de manier waarop het onderwerp wordt geïntroduceerd:

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier introduceert de schrijver het onderwerp bij tekst: Kinderen op bestelling?
A
Voorbeeld
B
Anekdote (verhaaltje)
C
Bijzondere situatie schetsen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het deelonderwerp alinea 2?
Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
artiestennaam
B
bedriegers
C
onveilig
D
praktisch

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
hordes bewonderaars
B
bedriegers
C
artiestennaam
D
praktisch

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het deelonderwerp
van alinea 4?
A
hordes bewonderaars
B
artiestennaam
C
praktisch
D
onveilig

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H6 Lezen     Tekst en publiek

Slide 27 - Tekstslide

Bron: foto 1 www.flickr.com ; Matthijs Quaijtaal

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Waar kijk je nu naar om het soort publiek van een tekst te kunnen bepalen...Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. het onderwerp
Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. de bron
Een tekst in Fashionasta is voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei) en ga zo maar door. Dagbladen (kranten) zijn meestal gericht op een algemeen publiek, maar zoals je in het filmpje hebt kunnen zien, wordt daar door kranten ook wel onderscheid in gemaakt.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. het taalgebruik
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.

In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.

Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals 'epic' en 'lit'; ook word je als lezer dan meestal met 'jij ' en 'jou' aangesproken.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. de lay-out
Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren.

Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.   

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat: Maken Lezen H6 opdracht 1 en 2 blz. 173-175
Hoe: Eerst zelfstandig in stilte, na 10 minuten overleggen
Hulp: Ik loop rond, elkaar vragen
Tijd: tot 5 minuten voor eind van de les
Uitkomst: Bespreken volgende les
Klaar: Klassenboek uitleggen, samenvatting maken  

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies