Hoofdstuk 4 Paragraaf 4 De macht van Vorsten

Paragraaf 4.4. De macht van Vorsten
Tijd van Steden en Staten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.4. De macht van Vorsten
Tijd van Steden en Staten

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat een Pogroms is?

Slide 2 - Open vraag

Leg uit wat een ketter is

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen paragraaf 4.4:
• Je kan uitleggen wat staatsvorming is.
• Je kan uitleggen hoe ambtenaren verschilden van leenmannen.
• Je kan uitleggen wat centralisatie is. 
• Je kan 4 voorbeelden van centralisatie noemen.
• Je kan uitleggen waarom door de centralisatie, de invloed van het leenstelsel afnam. 
 
• Je kan uitleggen wat burgers van een stad naast stadsrechten kregen.
• Je kan uitleggen hoe de drie standen veranderden door de opkomst van de burgers.
• Je kan uitleggen wat een parlement is.
• Je kan uitleggen wat de Staten-Generaal is.
• Je kan uitleggen waarom het Duits koningschap verschilden van andere koningschappen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Drie Vorsten
Staatsvorming: Land als één land besturen. 

Ambtenaren kregen betaald met geld en niet met land. 

Slide 6 - Tekstslide

Centralisatie
Een koning ging zijn land vanuit één plek besturen. 

Hulp van Ambtenaren. 


Slide 7 - Tekstslide

Leg uit: Waarom moesten landen gecentraliseerd worden?

Slide 8 - Open vraag

Oorzaak en Gevolg
Oorzaak: Koningen centraliseerde de macht. 

Gevolg: De vorsten werden steeds machtiger. 

Gevolg: Leenstelsel had minder invloed. 


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van Centralisatie: 
  • Koningen besturen hun land vanaf één plek
  • Hoofdstad met paleis
  • Een centrale rechtbank voor alle gewesten
  • Belasting betalen aan de koning niet alleen aan de lokale edelen. 

Slide 10 - Tekstslide


Welke 3 standen weet jij nog?

Slide 11 - Open vraag

Drie standen
Voor het geld wat zij betaalden kregen burgers stadsrechten. 

Daarnaast wilden zij inspraak hebben. 

Inspraak= Hun mening geven als een vorst een besluit nam. 

Slide 12 - Tekstslide

Drie standen
Vorsten gingen burgers zien als de derde stand. 

Als de vorst geld nodig had, nodigde de vorst, de nieuwe drie standen. 

Deze vergadering noemden zij in Engeland: Parlement

In Nederland en Frankrijk de Staten-Generaal. 

Slide 13 - Tekstslide

De Duitse koning
Duitse koningen hadden niet veel macht. 

Zij werden gekozen, koningschap was niet erfelijk. 

Gekozen door 4 edelen en 3 bischoppen. 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maken Paragraaf 4.4.
  • Leren voor de toets!

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit wat burgers naast stadsrechten kregen van een vorst.

Slide 16 - Open vraag

Wat veranderden aan de derde stand door de centralisatie van de macht?

Slide 17 - Open vraag

Huiswerk
  • Maken Paragraaf 4.4.
  • Leren leerdoelen paragraaf 4.4.

Slide 18 - Tekstslide