Oefenen werkwoordspelling
1. Rishi (spelen) vroeger graag met poppen, die ze(aankleden) met jurkjes.
2. De loodgieter heeft de wastafel aan de muur
(bevestigen) en morgen (monteren) hij de kraan.
3. De kok (ontdooien – tt) het brood, nadat hij de soep heeft
(bereiden).
4. Drie jaar geleden(ontvluchten) Adil en zijn ouders hun land