hin les 3 gt, grammatica zinsdelen NN

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Tekstslide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad (opgeladen)
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
  • Vragen over zinsdelen? 
  • Herhaling benoemen in zinsdelen 
  • Aan de slag: opdracht 2 t/m 5
  • Woensdag 11 oktober SO over enquete en woordenschat H1. Evaluatie 

Slide 4 - Tekstslide

  • Je leert over zinsdelen 
Lesdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen

Slide 7 - Tekstslide

H o e  z i t  h e t  o o k  a l  w e e r ? 
P e r s o o n s v o r m

In elke zin staan werkwoorden.  Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt. Een van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).

Slide 8 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
Er zijn drie manieren om een persoonsvorm te vinden:

1. Zet de zin in een andere tijd.

2. Maak een vraagzin.

3. Zet de zin in een ander getal.

Slide 9 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
Problemen met een vraagzin

Waarom wandelt José graag met haar hond in het bos?


Slide 10 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zinsdelen

Een zin kun je in verschillende stukjes verdelen. Deze stukjes noemen we zinsdelen. Een persoonsvorm is zo'n zinsdeel.


Slide 11 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zinsdelen

1. Zoek de persoonsvorm en onderstreep die.

2. Zet zinsdeelstrepen voor en achter de persoonsvorm.

3. Verander de woordvolgorde van de zin. Elk stukje dat voor de persoonsvorm kan, is één zinsdeel. Zet dat deel tussen zinsdeelstrepen.

Slide 12 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zinsdelen

Rob en Barrie willen in de winkel een voetbal kopen.

Rob en Barrie / willen / in de winkel een voetbal kopen.

In de winkel / willen / Rob en Barrie / een voetbal kopen.

Een voetbal / willen / Rob en Barrie / in de winkel / kopen.

Slide 13 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
verdeel deze zin in zinsdelen 

Gisteren heeft Marieke in de stad een nieuw boek voor haar zusje gekocht.

Slide 14 - Tekstslide

Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen 
en noteer de persoonsvorm en het onderwerp. 
1. Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd. 
2. Vorige week werd hier een nieuwe klimhal geopend. 
3. Bij de Gronings-Duitse grens heeft een wolf twee schapen doodgebeten. 
4. Mijn vriendin stuur ik vaak leuke filmpjes via Whatsapp.
5. De basketbaltrainingen wil Linde niet missen. 
6. De beheerder sloot het pretpark af aan het einde van de dag. 
timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1
1 + 2 a Toms ouders | hebben | hem | een niet-rokenpremie | beloofd.
b Vorige week | werd | hier | een nieuwe klimhal | geopend.
c Bij de Gronings-Duitse grens | heeft | een wolf | twee schapen | doodgebeten.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1


d Mijn vriendin | stuur | ik | vaak | leuke filmpjes | via WhatsApp.
e De basketbaltrainingen | wil | Linde | niet | missen.
f De beheerder| sloot | het pretpark| af | aan het eind van de dag.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1


3 a ow = Toms ouders
b ow = een nieuwe klimhal
c ow = een wolf
d ow = ik
e ow = Linde
f ow = De beheerder

Slide 18 - Tekstslide

Z i n s d e l e n 
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een groepje woorden die bij elkaar horen. Voor de persoonsvorm staat nooit meer dan één zinsdeel.
 

Zo vind je de zinsdelen: Doe de zinsdeelproef: verander een paar keer de woordvolgorde van de zin.
Wanneer je één woord of een groepje woorden voor de persoonsvorm kunt zetten, is dat een zinsdeel, net als de persoonsvorm zelf.


Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak opdracht 2 en 3 op blz 30 en 31. 
Gebruik het stappenplan op blz 223 als je zinsdelen moet benoemen. 

Klaar? Maak opdracht 4 en 5.
Maak Kahoot van de woordenlijst (zie Magister)
Leer theorie over een enquête maken  (Stof SO)

timer
9:00

Slide 20 - Tekstslide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 21 - Open vraag

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen: theorie op blz 223
Maken:  opdracht 2, 3, 4 en 5 op blz. 30-31

Klaar?
Maak Kahoot van de woordenlijst (zie Magister)
Leer theorie over een enquête maken  
Dit moet je kennen en kunnen voor de SO van volgende week. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide