In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4: Steden en Staten
Slide 1 - Tekstslide
Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Vorige les hebben we het gehad over:
4.1 Woonplaats en Werkplaats
Hoe zat het ook alweer?
Slide 3 - Tekstslide
JUIST of ONJUIST: Het ontstaan van steden is een gevolg van het houden van markten om spullen te verkopen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Herhaling 4.1
Stad en Platteland
Doordat er meer voedsel werd geproduceerd =
Leefden mensen langer en gezonder =
Groeide de bevolking (tussen 1000 en 1300 verdubbelde de Europese bevolking =
Veel boeren produceerden meer dan ze zelf nodig hadden =
Dit verkochten ze op een markt=
Oorzaak
Oorzaak
Gevolg
Gevolg
Gevolg
Slide 5 - Sleepvraag
Oorzaak en gevolg
Wanneer de ene gebeurtenis tot de andere leidt
OORZAAK
GEVOLG
Waardoor het gebeurt
Wat er gebeurt
Slide 6 - Tekstslide
Op welke plekken ontstonden de eerste steden in Nederland?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Het tijdvak 'Steden & Staten' kende een...
A
landbouwsamenleving
B
landbouw-stedelijke samenleving
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Handel
Er was ontzettend veel handel op de markten in de tijd van steden en staten (1000-1500)
Boeren verkochten: Groenten en fruit
Ambachtslieden verkochten: Gereedschap
Slide 15 - Tekstslide
Er was op deze markten veel:
Vraag (wat iemand wil kopen) en
Aanbod (wat iemand wil verkopen)
Hoe zit dat? Wat is precies het verschil? Een oefening;
Slide 16 - Tekstslide
Dit is een boer uit de middeleeuwen:
Hij verkoopt: Groenten en melk
Hij is opzoek naar: Gereedschap om zijn land te bewerken
Groenten en melk te koop!!
Heeft er iemand gereedschap?
Slide 17 - Tekstslide
Oefening!
Dit is een boer uit de middeleeuwen:
Hij verkoopt:
Groenten en Melk =
Hij is opzoek naar:
Gereedschap om zijn land te bewerken =
Vraag
Aanbod
Slide 18 - Sleepvraag
Meer geld:
Door de groeiende handel gingen steeds meer mensen met geld betalen
Door het handelen maakten de handelaren winst (wat je overhoudt na verkoop)
Alle steden hadden hun eigen munten
Bij de bank kon je je geld wisselen, bewaren, lenen en uitlenen.
Banken liet leners rente betalen =vergoeding voor het lenen van geld
Slide 19 - Tekstslide
Geld in de stad:
Elke stad had zijn eigen munt, betalen kon dus echt alleen in deze stad
Groningen (1463)
Arnhem (1272)
Nijmegen (1562)
Slide 20 - Tekstslide
Leg uit waarom geldwisselaars belangrijk waren voor de handel.
Slide 21 - Open vraag
Samenwerking
Ambachtslieden mochten niet zomaar maken en verkopen wat zij wilden:
Ze moesten lid zijn van een gilde, dit was een verenging 'club' van mensen met hetzelfde beroep
Voor bijna elk beroep was er een gilde
Was je geen lid van het gilde? Dan mocht je het beroep niet uitoefenen
Slide 22 - Tekstslide
Metselaarsgilde
Herkennen wij het gilde? ->
Slide 23 - Tekstslide
Herken jij het juiste gilde?
Sleep het juist beroep naar de juiste afbeelding
Schoenmakers-gilde
Slagers-gilde
Bakkers-gilde
Kleermakers-gilde
Slide 24 - Sleepvraag
JUIST OF ONJUIST: Als je geen lid was van het bakkersgilde mocht je alsnog bakker zijn
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Samenwerking en handel
Op de markten was vaak handel in producten uit de omgeving
Nederlanders deden ook aan internationale handel (tussen verschillende landen)
Steden aan de Noordzee en Oostzee werkten samen in een verbond: De Hanze
Zij vroegen elkaar geen tol (belasting om de wegen, rivieren en bruggen te gebruiken)
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Weektaak: Maken opdrachten 4.1 Maak eerst de introductie van H4