4.1 Woonplaats en Werkplaats Deel 2

Hoofdstuk 4: Steden en Staten 

Paragraaf 4.1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: Steden en Staten 

Paragraaf 4.1

Slide 1 - Tekstslide

Geschiedenis
Online 
Uitleg hoofdstuk 4

Vaardigheden hoofdstuk 4

Oefeningen

Huiswerk deze week

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.

Slide 3 - Tekstslide

Geschiedenis
Dit hoofdstuk
Hoofdstuk 4: Steden en staten
In deze behandelen we drie paragrafen
  • 4.1 Woonplaats en werkplaats
  • 4.2 Zelfstandige burgers
  • 4.4 De macht van vorsten

  • SO 4.1, 4.2 
  • Proefwerk H4 (let op; H3 hoort hier ook bij vanwege de overlappende periode)

Slide 4 - Tekstslide

Geschiedenis
Leerdoelen
4.1 Woonplaats en werkplaats
In deze paragraaf leer je;

  • hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond.
  • hoe de economie zich ontwikkelde.
  • hoe ambachtslieden en handelaren samenwerkten.

Slide 5 - Tekstslide

Geschiedenis
Leerdoel algemeen
Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten
Jaartelling: 1000 - 1500
Periode: Middeleeuwen (500 - 1500)
Samenleving: landbouwstedelijke samenleving

Kenmerkende aspecten:
4A, 4B, 4C
blz. 52/53 bovenaan de tijdbalk

Slide 6 - Tekstslide

Geschiedenis
Terugblik
Vorige les hebben we het gehad over:

4.1 Woonplaats en Werkplaats

Hoe zat het ook alweer?

Slide 7 - Tekstslide

JUIST of ONJUIST: Het ontstaan van steden is een gevolg van het houden van markten om spullen te verkopen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Geschiedenis
Herhaling 4.1
Stad en Platteland
Doordat er meer voedsel werd geproduceerd =

Leefden mensen langer en gezonder = 

Groeide de bevolking (tussen 1000 en 1300 verdubbelde de Europese bevolking = 

Veel boeren produceerden meer dan ze zelf nodig hadden = 


Dit verkochten ze op een markt= 
Oorzaak
Oorzaak
Gevolg
Gevolg
Gevolg

Slide 9 - Sleepvraag

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Oorzaak en gevolg - De geschiedenis zit er vol mee!




Wanneer de ene gebeurtenis tot de andere leidt
OORZAAK

GEVOLG
Waardoor het gebeurt
Wat er gebeurt

Slide 10 - Tekstslide

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Oorzaak en gevolg 

  • Oorzaak: Jan heeft goed geleerd
  • Gevolg: Hij heeft een goed cijfer gehaald

  • Oorzaak: Jan heeft te veel snoep gegeten
  • Gevolg: Hij heeft buikpijn

Eenvoudige voorbeelden; máár zo werkt het in de geschiedenis ook - we oefenen zo verder met de lesstof van 4.1





Wanneer de ene gebeurtenis tot de andere leidt
GEVOLG
Waardoor het gebeurt
Wat er gebeurt
OORZAAK

Slide 11 - Tekstslide

Op welke plekken ontstonden de eerste steden in Nederland?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Het tijdvak 'Steden & Staten' kende een...
A
landbouwsamenleving
B
landbouw-stedelijke samenleving

Slide 17 - Quizvraag

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Meer geld
  • Er was ontzettend veel handel op de markten in de tijd van steden en staten (1000-1500)

  • Boeren verkochten: Groenten en fruit


  • Ambachtslieden verkochten: Gereedschap


Slide 18 - Tekstslide

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Er was op deze markten veel:
  • Vraag (wat iemand wil kopen) en 
  • Aanbod (wat iemand wil verkopen)

Hoe zit dat? Wat is precies het verschil? Een oefening;

Slide 19 - Tekstslide

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Dit is een boer uit de middeleeuwen:

Hij verkoopt:
Groenten en melk

Hij is opzoek naar:
Gereedschap om zijn land te bewerken
Groenten en melk te koop!!
Heeft er iemand gereedschap?

Slide 20 - Tekstslide

Geschiedenis
Herhaling 4.1
Dit is een boer uit de middeleeuwen:

Hij verkoopt:
Groenten en Melk =

Hij is opzoek naar:
Gereedschap om zijn land te bewerken =
Vraag
Aanbod

Slide 21 - Sleepvraag

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Meer geld
  • Door de groeiende handel gingen steeds meer mensen met geld betalen
  • Door het handelen maakten de handelaren winst (wat je overhoudt na verkoop)

  • Alle steden hadden hun eigen munten
  • Bij de bank kon je je geld wisselen, bewaren, lenen en uitlenen.
  • Banken liet leners rente betalen =vergoeding voor het lenen van geld

Slide 22 - Tekstslide

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Meer geld
  • Elke stad had zijn eigen munt, betalen kon dus echt alleen in deze stad
Groningen (1463)
Arnhem (1272)
Nijmegen (1562)

Slide 23 - Tekstslide

Leg uit waarom geldwisselaars belangrijk waren voor de handel.

Slide 24 - Open vraag

Welke drie dingen deden banken met geld? Noem er minimaal 1

Slide 25 - Open vraag

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Samenwerking
Ambachtslieden mochten niet zomaar maken en verkopen wat zij wilden:
  • Ze moesten lid zijn van een gilde, dit was een verenging 'club' van mensen met hetzelfde beroep
  • Voor bijna elk beroep was er een gilde

Was je geen lid van het
gilde
Dan mocht je het beroep niet uitoefenen



Slide 26 - Tekstslide

Metselaarsgilde
Herkennen wij het gilde? ->

Slide 27 - Tekstslide

Herken jij het juiste gilde?
Sleep het juist beroep naar de juiste afbeelding
Schoenmakers-gilde
Slagers-gilde
Bakkers-gilde
Kleermakers-gilde

Slide 28 - Sleepvraag

JUIST OF ONJUIST: Als je geen lid was van het bakkersgilde mocht je alsnog bakker zijn
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Geschiedenis
Uitleg 4.1
Samenwerking
  • Op de markten was vaak handel in producten uit de omgeving
  • Nederlanders deden ook aan internationale handel (tussen verschillende landen)

Steden aan de Noordzee en Oostzee werkten samen in een verbond: De Hanze 

Zij vroegen elkaar geen tol (belasting om de wegen, rivieren en bruggen te gebruiken)



Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Geschiedenis
Aan de slag
Wat ga je doen:
Paragraaf 4.2
Maken van de opdrachten in je online werkboek via Magister-Leermiddelen


Volgende les: Paragraaf 4.2 af (huiswerk)

Slide 32 - Tekstslide