3.4 Formules met letters hv1


Welkom bij wiskunde!
Ga zitten en pak je spullen erbij.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Welkom bij wiskunde!
Ga zitten en pak je spullen erbij.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Huiswerk (opdracht 40)
  • 3.4 Formules met letters.
  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide


Slide 3 - Open vraag

a) 
temperatuur = 
Dus de temperatuur is  3 graden op 2 km hoog.
b) Dit was 15 graden in het begin
c) Per kilometer daalt het met 6 graden

1562

Slide 4 - Tekstslide

Letters in formules
1
2
Bij het huren van een spelcomputer hoort de woordformule:

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld:  ik huur een spelcomputer. De kosten die ik moet betalen zijn te berekenen met de formule:

                                          kosten = 15 + 5∙d

Hoeveel moet ik betalen als ik de spelcomputer 2 dagen huur?
                       
                     2 dagen huren, dus d = 2 invullen in de formule:
                     kosten = 
                     kosten = 25 euro
15+52

Slide 6 - Tekstslide

huurprijs = 15 + 5∙d

Hoeveel moet ik betalen voor 3 dagen?
A
20
B
10
C
30
D
25

Slide 7 - Quizvraag

Ander voorbeeld:  Elaine bezorgt pizza's. Het bedrag dat ze verdient is te berekenen met de formule:

                                          bedrag = 4 + 2∙a
a = aantal pizza's.
 Hoeveel verdient ze als ze 10 pizza's bezorgt?

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel verdient Elaine als ze 15 pizza's bezorgt?

bedrag = 4 + 2∙a
A
30
B
35
C
40
D
34

Slide 9 - Quizvraag

Einde eerste instructie deel

Maken:
t/m 48

Hoe?
Zelfstandig of fluisterend samen




timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

De betekenis van 10u
huurprijs = 15 + 5 ∙ aantal uur

huurprijs = 15 + 5 u

huurprijs = 15 + 5u

Slide 11 - Tekstslide

Theorie 
Woordformule: 

Formule met letters: 
Tijd in dagen is vervangen door de letter t (veranderd steeds) 


Wiskundige laten de x weg bij een formule met letters

Slide 12 - Tekstslide

bereken voor a = -5


3a
A
35
B
-35
C
15
D
-15

Slide 13 - Quizvraag

Bereken b als a = 4
b=3a+2
A
9
B
14
C
18
D
36

Slide 14 - Quizvraag

bereken a = 5


5(a3)
A
22
B
15
C
23
D
10

Slide 15 - Quizvraag

Bereken. a=3
9a+2

Slide 16 - Open vraag

Bereken 5a - 8 voor a = -4

Slide 17 - Open vraag

Nu zelf aan de slag!
  • Aan de slag met 44 t/m 58
  • Hoe? zelfstandig of fluisterend samen
  • Klaar? nakijken + leren/oefenen voor de toets
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide