Woordenschat H4

Programma
  • Indeling groepspresentaties 
  • Toetsdatum 17 mei a.s. (Woordenschat H4+5, Formuleren H5 +6)
  • Nakijken opdracht 2.3, 5.1, 5.2, en 7.1 van Woordenschat H4, blz. 114-117 (o.a. via LessonUpopdrachten)
  • Maken aanvullende opdracht
  • Huiswerk
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Indeling groepspresentaties 
  • Toetsdatum 17 mei a.s. (Woordenschat H4+5, Formuleren H5 +6)
  • Nakijken opdracht 2.3, 5.1, 5.2, en 7.1 van Woordenschat H4, blz. 114-117 (o.a. via LessonUpopdrachten)
  • Maken aanvullende opdracht
  • Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

boekpresentaties in groepen
Maandag 23 mei: - Sophie, Moos, Fenne en Florence &
- Kyan, Taete, Amber, Joni
Dinsdag 24/5: - Mees, Kaya en Ilyas & - Seth en Olivier
Chayenne, Raina en Cécile
Maandag 30 mei: - Ian, Keano, Dale en Diablo & -Lina, Caro en Nele
Dinsdag 31 mei: - Luc, Dion, Jesper

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling
Je vergroot je woordenschat

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken en bespreken
Opdracht 2.3, 5.1 en 5.2 en 7.1 van Woordenschat H4 op blz. 115-117

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstelling:
Betekenis:
leken (zn, meervoud)
deskundigen
studies
verslagen van onderzoeken
Ondeskundigen, mensen zonder kennis en ervaring op een bepaald terrein

Slide 5 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
recente
bekende
niet nieuwe, oude
nieuwe, niet oude
iets wat/iemand die je niet kent

Slide 6 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
mentale
miniscule
fysieke
zeer grote
geestelijke

Slide 7 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
misvatting
opvatting
mobiel
immobiel
onjuiste opvatting

Slide 8 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
inactieve
die veel bewegen
die veel actie voeren
die niet veel bewegen
die niet veel actie voeren

Slide 9 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
irrelevante
beweeglijk
belangrijke
onbelangrijke
onbeweeglijk

Slide 10 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
essentiële (zaken)
bij (-zaken)
minimale
hoofd-, belangrijke, noodzakelijke
maximale

Slide 11 - Sleepvraag

Tegenstelling:
Betekenis:
fitte
luie
niet passend
passend
niet luie

Slide 12 - Sleepvraag

Recente studies wijzen ook in die richting. Oude studies laten echter een heel ander beeld zien.

Wat is het signaalwoord voor een tegenstelling in bovenstaande zin?

Slide 13 - Open vraag

Deze opvatting wordt gedeeld, maar dat bewegen slimmer maakt is een misvatting.

Wat is in bovenstaande zin het signaalwoord voor een tegenstelling?

Slide 14 - Open vraag

In een onderzoek deden fitte tienjarigen het goed. Luie leeftijdgenoten met weinig conditie presteerden daarentegen vrij matig.

Wat is in bovenstaande zin het signaalwoord voor de tegenstelling?

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 5.1 en 5.2

  • a door dik en dun: onvoorwaardelijk; zonder bedenkingen
  • b lief en leed: plezierige en droevige zaken; voor- en tegenspoed
  • c met vallen en opstaan: door mislukkingen
  • d na veel plussen en minnen: na de voor- en nadelen tegen elkaar te hebben afgewogen
  • e op leven en dood: hevig; met een onzekere afloop
  • f tussen hoop en vrees: in onzekerheid
  • g van de wieg tot het graf: altijd; van de geboorte tot aan de dood
  • h van top tot teen: helemaal
  • i vroeg of laat: ooit; nu of later
  • j water en vuur: elkaars vijanden
  • k zonder kop of staart: zonder duidelijk verband
  • l zwart-op-wit: op papier vastgelegd

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 7.1

  • 1 carrière: loopbaan
  • 2 realistisch: (tegenstelling tot droom) echt
  • 3 begaafde: getalenteerde
  • 4 identiek: (tegenstelling tot verschil) overeenkomstig
  • 5 belandden: kwamen terecht
  • 6 optimale: (tegenstelling tot niet ideaal) ideale
  • 7 fysieke: (tegenstelling tot mentaal) lichamelijk
  • 8 diëtiste: iemand die je voedingspatroon in de gaten houdt
  • 9 gerechtigd: hebben toestemming



Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 7.1

  • 10 faciliteiten: voorzieningen
  • 11 idolen: grote voorbeelden
  • 12 imago: beeld
  • 13 amateur: (tegenstelling tot prof) liefhebber
  • 14 vanzelfsprekend: (tegenstelling tot onwaarschijnlijk) waarschijnlijk
  • 15 waarmaken: realiseren
  • 16 stimulans: prikkel



Slide 18 - Tekstslide

Bedenk een zin met het woord dat je van de docent krijgt. Zorg dat de betekenis van het woord duidelijk wordt in deze zin.
Typ de zin hier!
timer
4:00

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk
1) Noteer de antwoorden van opdracht 2, 5 en 7.1 goed in je schrift
2) Maken opdracht 4, 7.2 en 7.3 van Woordenschat H4, blz. 114-117

Slide 20 - Tekstslide