5.3 Lezen 2MK

2KB3
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2KB3

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • 8 minuten lezen
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
• De functies van inleiding en slot herkennen;
• Een samenvatting maken met kernzinnen.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe wordt de eerste alinea van een tekst genoemd?
A
Kern
B
Slot
C
Inleiding
D
Conclusie

Slide 5 - Quizvraag

Wat noemt de schrijver altijd in de inleiding?
A
Hoeveel bladzijdes
B
Het onderwerp
C
Een conclusie
D
Hoeveel alinea's

Slide 6 - Quizvraag

Naast het vertellen van onderwerp heeft de inleiding nog een functie, welke?
A
Geen lezers aantrekken
B
Geen functie
C
Slot vertellen
D
De aandacht van de lezer trekken

Slide 7 - Quizvraag

Waarom wil de schrijver de aandacht van de lezer hebben?
A
Zodat die de test snel weglegt
B
Zodat die nieuwsgierig wordt naar de rest van de tekst

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kan de schrijver de aandacht trekken van de lezer?
A
Kort zijn mening geven
B
Een liedje zingen
C
Een voorbeeld geven
D
Een vraag stellen

Slide 9 - Quizvraag

Theorie
Een tekst heeft altijd een inleiding, de eerste alinea. In de inleiding noemt de schrijver altijd het onderwerp van de tekst. Daarnaast trekt hij de aandacht van de lezer, zodat die nieuwsgierig wordt naar de rest van de tekst. De schrijver kan dat doen door:
• kort zijn mening te geven; hierdoor wordt de lezer nieuwsgierig naar de argumenten bij die mening;
• een vraag te stellen: hierdoor wordt de lezer nieuwsgierig naar het antwoord op die vraag.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe wordt de laatste alinea van een tekst genoemd?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Tussenkopje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de bedoeling van de schrijver met het slot?
A
De tekst afronden
B
Een voorbeeld geven
C
Een uitleg geven
D
Vragen stellen

Slide 12 - Quizvraag

Op welke manieren kan een schrijver de tekst afsluiten?
A
Hij geeft een samenvatting
B
Hij geeft een conclusie
C
Hij geeft antwoord op vragen uit de inleiding
D
Hij stelt vragen

Slide 13 - Quizvraag

Iedere tekst heeft een inleiding, kern en slot.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Theorie
Het slot van een tekst is de laatste alinea. Hierin rondt de schrijver de tekst af. Hij kan dat op verschillende manieren doen:
• hij geeft een samenvatting van de tekst;
• hij geeft zijn conclusie;
• hij geeft een antwoord op de vraag uit de inleiding.
Niet elke tekst heeft een slot. Een nieuwsbericht op een website of in een krant heeft meestal alleen een inleiding en een kern.

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg filmpje

Slide 16 - Tekstslide

Hoe worden de belangrijkste zinnen in iedere alinea genoemd?
A
Zinnen
B
Kernzinnen
C
Stomme zinnen
D
Bijzinnen

Slide 17 - Quizvraag

Wat schrijf je in een samenvatting?
A
De kernzinnen uit de alinea's
B
Alle alinea's
C
De hele tekst
D
Enkele woorden

Slide 18 - Quizvraag

Waarom schrijf je alleen de kernzinnen op?
A
Anders moet je teveel schrijven
B
Omdat het moet
C
Je schrijft de hele tekst op
D
Ze zijn zelf een korte samenvatting

Slide 19 - Quizvraag

Doe het zo:
• Bepaal welke alinea's belangrijke informatie bevatten.
• Onderstreep de kernzin van die alinea's.
• Heeft een belangrijke alinea géén duidelijke kernzin? Formuleer die dan zelf.
• Schrijf alle kernzinnen achter elkaar.
• Pas de kernzinnen wat aan, zodat de inhoud goed op elkaar aansluit.

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 5.3
Maken opdracht: 
4-5-6-8-9-10-14-15

Slide 21 - Tekstslide