Verdeel de klas in 2 delen, een deel staat voor ´eens of ja´ en het andere deel voor ´oneens of nee'.
Straks zullen een aantal stellingen omtrent onderwerpen uit paragraaf 4.4 op het bord verschijnen. Als je het eens bent met de stelling ga je in het eens vak staan en ben je het niet eens met de stelling ga je in het oneens vak staan.