Meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp
Grammatica, Zinsdelen.
Je leert over het meewerkend voorwerp.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Meewerkend voorwerp
Grammatica, Zinsdelen.
Je leert over het meewerkend voorwerp.

Slide 1 - Tekstslide

In zinnen zonder lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp hangt samen met de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets is bestemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Een meewerkend voorwerp begint altijd met 'aan' of 'voor'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Als het meewerkend voorwerp met 'voor' begint, is het onderwerp meestal iemand die iets voor een ander doet; die ander is het meewerkend voorwerp.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Noteer van de zin het meewerkend voorwerp.
'Iedere dag worden aan de ambtenaar veel vragen gesteld.'

Slide 7 - Open vraag

Noteer van de zin het meewerkend voorwerp.
'De leraar liet de klas de nieuwe Lijsters zien.'

Slide 8 - Open vraag

Noteer van de zin het meewerkend voorwerp.
'Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.'

Slide 9 - Open vraag

Noteer van de zin het meewerkend voorwerp.
'Zij leent haar zus nooit iets.'

Slide 10 - Open vraag

Noteer van de zin het meewerkend voorwerp.
'Ons leek het een goed plan.'

Slide 11 - Open vraag