W1: Waarom,: Om welke reden wil je een activiteit organiseren.
W2: Wie: Voor wie organiseer je de activiteit.
W3: Wat: Welke activiteit ga je organiseren?
W4: Waar: Op welke plaats ga je de activiteit organiseren.
W5: Wanneer: Op welke dag/tijd organiseer je de activiteit?
W6: Welke, op welke manier/hoe organiseer je de activiteit.
W7: Wat daarna, wat gebeurt er na afloop van de activiteit.