In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H3.2 warmte en soortelijke warmte
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet na afloop van deze les wat bedoelt wordt in de natuurkunde met warmte en soortelijke warmte.
Je kunt rekenen met de formule voor soortelijke warmte.
Je kunt rekenen met de formule voor vermogen (wellicht BONUS).
Slide 3 - Tekstslide
Iets verwarmen is afhankelijk van ?
Slide 4 - Woordweb
Warmte
Warmte is energie die van een hoge naar een lage temperatuur stroomt.
De hoeveelheid energie (warmte) die je nodig hebt om een stof te verwarmen is afhankelijk van drie factoren:
De temperatuursverandering
De hoeveelheid stof
De soort stof (soortelijke warmte)
Slide 5 - Tekstslide
3. Soortelijke warmte
Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om 1 gram stof 1 graad warmer te maken.
Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen
Slide 6 - Tekstslide
C = SOORTELIJKE WARMTE
Slide 7 - Tekstslide
Rekenen met (soortelijke) warmte
Formule :Q = c x m x ΔT
Q = warmte in Joule (J)
c = soortelijke warmte (J/g.oC)
m = massa in gram (g)
ΔT= temperatuurstijging: = Teind - Tbegin (oC)
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel energie heb je nodig om 20 g water te laten koken wat een begintemperatuur heeft van 23 graden Celsius en een soortelijke warmte van 4,2 J/(g.oC)
Slide 9 - Open vraag
Vermogen
Het vermogen geeft aan hoeveel energie er per seconde wordt omgezet.
Het vermogen bereken je zo:
P = E/t
E = energieverbruik in Joule (J) P = vermogen in Watt (W) t = tijd in seconden (s)
Slide 10 - Tekstslide
Elektrische apparaten Vermogen
1
2
Slide 11 - Tekstslide
Een waterkoker heeft een vermogen van 1,5 kW. Bereken hoeveel warmte deze afgeeft als hij 2,0 minuten aanstaat.